woensdag 20 november 2013

Opbrengstgericht Werken

Er zijn nogal wat mensen die beweren dat  onderwijs toch altíjd over opbrengsten gaat, om dan vervolgens uit te leggen dat allerlei niet kwantificeerbare maar wel zeker betekenisvolle waarnemingen in de onderwijspraktijk ook 'opbrengsten' zijn.

Onlangs was ik op een conferentie voor intern begeleiders waar allerlei presentaties en workshops werden gegeven met 'opbrengsgericht' in de titel, terwijl de sprekers nergens met cijfers of datamuren kwamen. Kennelijk denken veel mensen dat dat de manier is om de toetshype te bezweren. Gewoon de van staatswege goedgekeurde term bezigen terwijl je er eigenlijk iets heel anders mee bedoelt.

Ik verdraag dat slecht. Ik geloof dat het heel onverstandig is economische termen te verdraaien totdat ze zogenaamd beantwoorden aan een heel andere visie op onderwijs. Als je je met het onderwijs andere doelen stelt dan citoscores en pieken in grafieken, dan lijkt het me belangrijk om daarvoor andere terminologie te bezigen dan die van het bedrijfsleven.

Hieronder een tweet van vandaag van Lodewijk Asscher, de vader van de Kwaliteitsaanpak Amsterdam, die als je het mij vraagt niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. Het gaat in zijn visie wel degelijk om de citoscores. Zijn ze hoog, dan is het onderwijs goed. Zo simpel is het.


Dat is de oogst van Opbrengstgericht Werken. Die term vergoelijken, of recht praten wat krom is, helpt de zaak niet verder. Wie dat doet collaboreert met een kleingeestig perspectief op onderwijs gebezigd door zittende onderwijspolitici die zich graag daadkrachtig voordoen met een schijnvertoning.




Lodewijk Asscher (@LodewijkA)
#citoscores: Trotse kinderen, trotse onderwijzers. rtlnieuws.nl/nieuws/laatste…

Download de officiële Twitter-app hier

zaterdag 16 november 2013

Goed onderwijs

Wat versta ik dan onder goed onderwijs? Wat is voor mij het hoogste goed? Ik denk dat dat vrijheid is. Om vrij te zijn moet je onafhankelijk kunnen zijn, om vervolgens vanuit die onafhankelijkheid vrij te kunnen kiezen welke verbanden je wil aangaan, met wie en waarmee je een wederzijdse afhankelijkheid wil aangaan.

Wat heb je daarvoor nodig?

Je moet zelf alles kunnen lezen wat je nieuwsgierigheid wekt, liefst in een aantal verschillende talen. Je moet in staat zijn je eigen oordeel te vormen en dat onder woorden te brengen, zodat je er met anderen over in gesprek kunt gaan. Dus moet je goed kunnen denken en spreken en schrijven. Zo ben je geen speelbal van marketeers, spindokters en demagogen die je een rad voor ogen willen draaien. Jij oordeelt, jij kiest.

Om dat allemaal te kunnen leren moet de basis op orde zijn. Als je nieuwsgierigheid is opgedroogd, als je zelfvertrouwen geknakt is, en je onbevangenheid te vaak beschaamd, dan kun je niet leren. Dus dat moet eerst in orde zijn. Bewaard en waar nodig hersteld. Als er iets is waar de basisschool een rol in speelt, is het daarin.

En van daaruit ga je dan leren lezen en schrijven en rekenen en de wereld verkennen. Nieuwsgierig, onbevangen, vol zelfvertrouwen.

Jij kiest.

P.S. Er is natuurlijk nog van alles wat belangrijk is, maar dit is vandaag het eerste, voor mij. Misschien ook omdat ik vandaag even heel sterk het belang van een kritische geest voel. Op andere dagen is het anders, dan komt er iets anders bovenaan.

Iets wat ik ook belangrijk vind om kinderen te leren (of in ze te bewaren) - en waar ik toen ik bovenstaande schreef toch niet als eerste aan dacht - is aandacht voor de dingen. Aandacht voor wat er is, aandacht voor detail, aandacht voor verschil, aandacht voor je gevoel, aandacht voor tekenen van het gevoel van een ander... Aandacht.

vrijdag 15 november 2013

Het debat over de 'vertoetsing'

Het zekere weten heeft minstens twee kanten. Het ministerie lijkt momenteel erg veel geloof te hechten aan de zekerheid die toetsscores zouden bieden. Daar verzetten veel leraren zich tegen, en sommigen gaan zover dat ze helemaal niet meer willen toetsen. Dat is waarschijnlijk het gevolg van de eenzijdigheid van het overheidsstandpunt. Ik denk dat je zover niet moet gaan. Alles met mate.

De citotoets is ooit bedacht als tegenwicht tegen de ongefundeerde aannames van leraren met betrekking tot hun leerlingen. Aleid Truijens herinnerde hier onlangs nog aan in haar column in de Volkskrant.


Leraren kunnen gemakkelijk in de val trappen dat ze denken te weten hoe kinderen zijn. Ze zeggen graag: "Ik ken mijn pappenheimers". Deze vorm van zeker weten is een kwaal die veel volwassenen onopgemerkt bij zich dragen. Ze denken te weten hoe kinderen zijn, wat in hun vermogen ligt en wat hen bezielt. Grote mensen oordelen nog altijd heel gemakkelijk over wat ze denken dat kinderen beweegt en wat ze nodig hebben. Zelfs leraren vergeten vaak het kind te vragen naar zijn kijk op de zaak.

Waar komt dat door, dat volwassenen zo gemakkelijk denken te weten hoe het zit, als het om kinderen gaat? Waarschijnlijk doordat volwassenen meer macht en invloed hebben dan kinderen, en hun projecties aan kinderen kunnen opleggen zonder dat de kinderen daar verweer tegen hebben. 

Kinderen zijn afhankelijk van volwassenen. Ook als die het volstrekt bij het verkeerde eind hebben, zullen de meeste kinderen toch voorkomen de relatie onder druk te zetten met verzet. De kinderen die protest aantekenen, zijn kinderen die ervaren hebben dat er nog wel eens naar ze geluisterd wordt. Miskende kinderen zijn er heel goed in hun woede over de miskenning weg te maken. Dat is nauwelijks een keuze, dat is overlevingsdrang. Dus als je als volwassene niet goed uit je doppen kijkt, heb je vaak niet eens door dat je over de eigenheid van kinderen heen walst.

Bescheidenheid is geboden. De cito kan daarbij als spiegel functioneren. Cijfers noch mensenkennis kunnen zekere kennis verschaffen. Objectiviteit en controle zijn denkbeeldig. Het gaat om het samenspel tussen de verschillende perspectieven en de dialoog daarover. Het is spijtig dat de partijen nu zo scherp tegenover elkaar staan dat er weinig ruimte lijkt te zijn voor een vruchtbare dialoog. Het is denk ik zoals het cliché zegt: de waarheid ligt in het midden.

Je zou ook kunnen zeggen: de waarheid ligt in de dialoog. Niet in één van de uitgewisselde standpunten, maar in het tegen elkaar aan schuren, het tegen elkaar afwegen, het enerzijds anderzijds dat de dialoog kenmerkt.

Het is niet of het een of het ander. Alle partijen in het debat over de 'vertoetsing' zouden er goed aan doen dat voor ogen te houden.

Eerst begrijpen, dan begrepen worden.

vrijdag 8 november 2013

Opbrengstgericht of ontwikkelingsgericht - wat is er nodig?

Half vier, de laatste kinderen zijn opgehaald, ik keer terug naar mijn lokaal. Wat doe ik nu? Buig ik me over de toetsresultaten in het leerlingvolgsysteem om te kijken hoe het met mijn als taalzwak te boek staande leerling gaat? Pak ik mijn rode pen om in de schrijfsels van mijn leerlingen alle spelfouten te markeren? Ga ik schuiven met mijn leerlingen in het groepsplan en stel ik een van elke betekenis ontkleed oefenprogrammaatje op voor mijn zwakste scoorders? Breek ik mijn hoofd over de vraag hoe ik in vredesnaam de zwakke broeders en zusters tot hogere scores op kan stuwen?

Nou nee, dat doe ik niet. Ik heb een andere opvatting van goed onderwijs.

Tijdens het taalcircuit eerder op de dag neem ik de tijd om te achterhalen welke spannende geschiedenis die ene - volgens cito zwakke - leerling, met leesproblemen en ADHD, nu eigenlijk heeft neergepend, in zijn vrijwel onleesbare handschrift vol spelfouten, dat ik alleen met zijn hulp en hij met de mijne nog kan ontcijferen, ook al heeft hij het net zelf opgeschreven.

(Een opbrengstgerichte leraar, zou die die hanenpoten niet linea recta en ongelezen naar de prullenbak hebben verwezen?)

Na transcriptie neem ik de tijd om het verhaal in de pauze even uit te typen en te printen, zodat mijn schrijvertje trots kan zijn op zijn tekst, die hij na de pauze - nu onbelemmerd door zijn handschrift - verrassend vlot weet voor te lezen, ten voorstaan van de hele klas. Een primeur voor deze 'zwakke' leerling, die een opbrengstgerichte leraar vast niet in verlegenheid zou hebben willen brengen met een klassikale voorleesbeurt.

Ik vraag de schrijver of ik zijn tekst mag ophangen in de klas, zodat we er allemaal nog vaker van kunnen genieten, maar hij wil hem graag mee naar huis nemen. Hij voelt mijn verlangen zijn tekst nog in de klas te houden, hij wil me niet teleurstellen, maar toch ook heel graag zijn tekst mee naar huis nemen. Ik leg me erbij neer, grootmoedig maar best een beetje teleurgesteld, en even later komt hij, even grootmoedig, naar me toe: je mag hem wel kopiëren? Dat doen we, hij loopt met me mee naar het kopieerapparaat. Hij voelt zich gul, dat ik zijn tekst mag kopiëren. Wat een zoet gevoel moet dat zijn, ik zie het aan 'm. Ik mag de kopie op het prikbord hangen, waar iedereen zijn tekst kan zien. Met een bordje erbij, dat het van hem is.

Alles is nu anders. Waar deze jongen gebukt ging onder D- en E-scores, extra spellingshuiswerk en dyslexieonderzoek, staat nu ineens een trots kind dat geniet van wat hij helemaal zelf gemaakt heeft. Hij voelt zich fier en gul en grootmoedig. Hij is een schrijver.

De volgende dag gaat deze jongen vol ijver met de volgende uitdaging aan de slag, en komt me nu enthousiast zijn werk laten zien. De schroom en het getob zijn weggeblazen, de lucht is geklaard, de reis kan nu pas echt beginnen. De weg is vrij om te leren: leren lezen en schrijven en genieten van je eigen taal, je eigen creatieve expressie, je eigen zeggingswil. Niks te maken met het leerlingvolgsysteem.

***

Het kan toch geen vraag zijn waar je eerst naar moet kijken: naar het toestingskader van de onderwijsinspectie, naar het leerlingvolgsysteem, naar het landelijk gemiddelde, of naar wat je leerlingen van jou nodig hebben om te groeien.

donderdag 7 november 2013

Het Amsterdams Kwaliteitsbureau. Sturing en autonomie.

Ik heb hier ooit eens geschreven over een leerling die bij een invuloefening in het spellingschrift nooit koos uit de woorden die gegeven waren om uit te kiezen. Ik had hem er al eens op gewezen en het begon ernaar uit te zien dat hij daar bewust voor koos, uit eigenzinnigheid, en uit verzet tegen de knellende kaders van de invuloefening.

Als er iets is waar ik belang aan hecht om kinderen bij te brengen in mijn klas, dan is het onafhankelijkheid. Om onafhankelijk te zijn straks, als je groot bent, moet je zelf kunnen lezen en schrijven en rekenen, maar ook zelf kunnen nadenken en je eigen oordeel vormen. Daar kun je al heel vroeg mee beginnen. En zeker als een kind zelf laat zien al over een aardig onafhankelijke geest te beschikken, dan koester ik dat. Dan beschut ik dat jonge scheutje tegen de snoeischaar van het conformisme.

Ik heb met deze jongen afgesproken dat hij zelf woorden mag bedenken die in de zinnen passen, onder één voorwaarde: ze moeten niet alleen qua betekenis kloppen, maar ook behoren tot de spellingscategorie die in de les aan bod is. Dat zijn de kaders, daarbinnen is hij vrij om te doen wat hem goeddunkt.

Er is een parallel met de kwaliteitsaanpak van de Stichting Beter Primair Onderwijs die is opgericht en de komende vier jaar alle Amsterdamse scholen gaat bezoeken en beoordelen. In het Praktijkboek Goed Onderwijs waar de Stichting mee gaat werken, staat duidelijk aangegeven welke manier van werken als de juiste wordt gezien: Opbrengstgericht Werken. Voor Handelingsgericht Werken is geen ruimte, en al helemaal niet voor Ontwikkelingsgericht Werken. Opbrengstgericht Werken is voor de Stichting BPO klaarblijkelijk het enige juiste antwoord.

De vraag is wat de beoordelaars van de Stichting BPO straks gaan doen. Gaan ze ons dwingen ons te conformeren aan de ideologie van het Opbrengstgericht Werken, of krijgen we als schoolteams de vrijheid om zelf te bepalen langs welke weg we onze doelen het beste menen te kunnen behalen?

Als je leraren wil die zelf verantwoordelijkheid dragen en zelf nadenken over wat ze willen bereiken met hun onderwijs en wat daar voor nodig is, dan moet je ze niet dwingen zich te conformeren aan een van buitenaf opgelegde opvatting van goed onderwijs. Als scholen alleen als voldoende worden beoordeeld als ze precies doen wat de Stichting BPO voorschrijft, dan schep je dociele, futloze schapen die het opgeven om nog ooit zelf verantwoordelijkheid te dragen. De onafhankelijke geesten die je zou moeten koesteren, haken af.

En als je dan die futloze schapen over hebt, dan gaan die je kinderen lesgeven. En wat leven ze de kinderen voor? Doe wat je gevraagd wordt, een eigen inbreng of kritische vragen worden niet gewaardeerd. Zorg dat je weet wat de juf wil horen en beperk je tot het gewenste antwoord, dan komt alles goed.

Zulke kinderen worden geknakt door het systeem en zijn niet gelukkig - dat is voor mij een grote zorg. Maar ook als je politicus bent en het je om de economie begonnen is, is het buitengewoon onverstandig om zo'n onderwijsklimaat te scheppen. Want aan makke schapen heeft de economie hoegenaamd niets.

Onafhankelijke geesten hebben we nodig.
Onafhankelijk denkende leraren die onafhankelijk denkende kinderen opleiden tot volwassenheid. Want alleen onafhankelijke geesten kunnen werkelijk vruchtbare verbanden met elkaar aangaan en de wereld verder brengen.