Posts tonen met het label kinderen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label kinderen. Alle posts tonen

zaterdag 19 februari 2011

You're tearing me apart

Een item op televisie over het toenemend aantal kinderen dat antipsychotica slikt. En waarom slik je die pillen dan? vraagt de interviewer het kind. En het kind antwoordt: omdat ik anders weer woedeaanvallen krijg.

Stelt iemand nog belang in de vraag, waar het kind dan zo woedend om werd? Komen woede, angst, of welk onaangenaam gevoel dan ook, zomaar uit de lucht vallen als onvoorspelbaar en onbeheersbaar natuurverschijnsel? Gaat er dan niets aan vooraf? Ligt er dan niets ten grondslag aan dat gevoel?

Als iemand woedend is, geef je hem dan een pilletje om het gevoel weg te maken, of praat je met hem totdat-ie is uitgewoed? Als iemand bang is, is dan je eerste zorg dat gevoel te ontkennen, of ga je op zoek naar de oorzaak? Als een kind andere kinderen pest, is dan je antwoord dat je hem wel eens stevig zal toespreken, of tracht je te achterhalen wat maakt dat ie zo lelijk doet?

Het lijkt soms alsof het denkbeeld dat woede, angst en agressie symptomen zijn van achterliggende oorzaken, als achterhaald wordt beschouwd. Anderzijds wordt ook gezegd: antipsychotica werken sneller en zijn goedkoper dan het achterhalen van de oorsprong van het onhanteerbare gedrag. En cynisch genoeg is de conclusie: "Dan is de keuze snel gemaakt."

Pardon? Jij trekt je de haren uit je kop van razernij, maar je ouders, de juf, de dokter zeggen, ja sorry, we hebben geen tijd en geen geld om ons erin te verdiepen hoe het nu werkelijk met je gaat? Hier heb je je pilletje en nou verder niet lastig zijn?

Je zou als kind spontaan de zoveelste woedeaanval krijgen van zo'n schaamteloze ontkenning van je gevoel.

zaterdag 28 augustus 2010

Onafhankelijkheid van geest II

"Niet sociale aanpassing is het doel van opvoeding en onderwijs, maar het ontwikkelen van een innerlijk kompas en het leren vasthouden aan het eigen gevoel voor wat deugt en wat niet deugt, onafhankelijk van de druk die de groep waartoe je behoort op je uitoefent."


Dat schreef ik in mijn vorige bijdrage. Maar ik vraag me af of onafhankelijkheid van geest een doel kan zijn dat je in het onderwijs kunt nastreven. Kun je iets doen - actief - waardoor je onafhankelijke geesten "produceert"? Of is dat een innerlijke tegenspraak? [passage bij Nietzsche zoeken hierover]


Misschien is het vooral een kwestie van bepaalde dingen nalaten. Niet alles willen beheersen en in leerdoelen omschrijven. Een zekere terughoudendheid ten aanzien van de gedachte dat het aan het onderwijs is om mensen vorm te geven, niet alleen waar het hun kennis betreft, maar ook wat hun innerlijke dispositie aangaat.


Daar zit vermoedelijk mijn tegenzin tegen burgerschapsonderwijs en onderwijs in sociaal-emotionele vaardigheden. Het riekt naar indoctrinatie. Want aan welk gedachteloos aangenomen sjabloon van burgerschap en sociale aangepastheid verwachten wij dat schoolkinderen zich aanpassen?

woensdag 25 augustus 2010

Burgerschap

"It is no measure of health to be well adjusted to a profoundly sick society."
Jiddu Krishnamurti 


Een van de taken die aan scholen is toegeschreven is burgerschapsonderwijs. Wat wil de overheid daarmee? Het riekt. Sociaal aangepast zijn is niet noodzakelijk een teken van geestelijke gezondheid.


Ik ben tot niet te achterhalen generaties terug autochtoon, maar als ik televisie kijk of het gedrag van mijn medeburgers in ogenschouw neem, dan is er meestal in de eerste plaats onbegrip, zo er geen sprake is van afgrijzen. Laat staan dat ik van wat ik zie een appel voel uitgaan dat ik me aan die cultuur zou moeten aanpassen. Voor een inburgeringsexamen zou ik zonder twijfel - en met trots - zakken.


Niet sociale aanpassing is het doel van opvoeding en onderwijs, maar het ontwikkelen van een innerlijk kompas en het leren vasthouden aan het eigen gevoel voor wat deugt en wat niet deugt, onafhankelijk van de druk die de groep waartoe je behoort op je uitoefent.


Daarbij is het wel handig je het vermogen eigen te maken het spel te spelen, zodat je ervoor kunt kiezen of je zo nu en dan meedoet of niet. Maar de hemel verhoede dat je je laat reduceren tot de rol die je daar speelt, of dat je gaat denken dat de samenleving waarin je je dan begeeft samenvalt met de werkelijkheid en dat daarbuiten geen andere werkelijkheden zijn.


Niet burgerschap maar onafhankelijkheid van geest is waar het onderwijs zich op dient te richten. Maar ja - hoeveel onafhankelijke geesten staan er voor de klas?

vrijdag 25 juni 2010

Tienminutengesprekken

Op één dag tweeentwintig flitsbeelden van evenzoveel kinderlevens. Levens van kinderen die je in de loop van het jaar hebt leren kennen, en dan, aan het eind van dat jaar even heel kort een glimp van hun leven vanuit dat andere perspectief. Het perspectief dat hun ouders blijkbaar hebben, maar ook het perspectief dat de ouders bieden door te zijn wie ze zijn, in die tien minuten.

En telkens na tien minuten schakelen, soms van een radeloze alleenstaande moeder die nog maar ternauwernood grip heeft op het bestaan naar een blakend jong stel dat zojuist nog samen een roseetje dronk op een terrasje in de zon, soms in minder extreem contrast, maar telkens weer helemaal anders. Elk kind en z'n ouders. Ik zou ze allemaal die tekst van Khalil Gibran willen laten lezen, om uiteenlopende redenen.

Maar het meest treft me toch steeds weer, hoe sommige ouders lijken te veronderstellen dat ze hun recht kunnen doen gelden over hun kind, ook als ze eigenlijk weten dat wat zij willen voorbijgaat aan het recht van het kind zelf.

Kan ik een voorbeeld geven? Jawel, maar het kost tijd om het te anonimiseren en toch concreet te houden. Ik kom erop terug.

vrijdag 18 juni 2010

Khalil Gibran On Children

And a woman who held a babe against her bosom said, 'Speak to us of Children.' And he said:
Your children are not your children.
They are the sons and daughters of life's longing for itself.
They come through you but not from you,
And though they are with you, yet they belong not to you.
You may give them your love but not your thoughts.
For they have their own thoughts.
You may house their bodies but not their souls,
For their souls dwell in the house of tomorrow, which you cannot visit, not even in your dreams.
You may strive to be like them, but seek not to make them like you.
For life goes not backward nor tarries with yesterday.
You are the bows from which your children as living arrows are sent forth.
The archer sees the mark upon the path of the infinite, and he bends you with his might that his arrows may go swift and far.
Let your bending in the archer's hand be for gladness;
For even as he loves the arrow that flies, so he loves also the bow that is stable.

Werken met kinderen

Brenifier houdt zichzelf en ons een spiegel voor. Om over na te denken.

"Iemand die moeite heeft relaties aan te gaan met volwassenen, zal er intuitief of welbewust toe neigen zich tot kinderen te wenden. Ten eerste, omdat kinderen je identiteit niet erg op de proef stellen, in zoverre je je groot en machtig voelt in hun aanwezigheid. Ten tweede, omdat kinderen je vaak zonder meer autoriteit en macht toeschrijven. Ten derde, omdat het al snel lijkt alsof je heel veel weet vergeleken bij kinderen. Ten vierde, omdat je in het werken met kinderen je kindertijd opnieuw kunt beleven en je daardoor gelukkig zult voelen tussen je kleine kameraden.

Dit is natuurlijk allemaal niet zo helder onderscheiden noch is het altijd even bewust. Friedrich Schiller heeft gezegd dat er altijd een zekere ambiguiteit is in de relatie tussen een volwassene en een kind. Als een volwassene een kind ziet stuntelen voelt hij zich in vergelijking weliswaar heel competent, sterk en machtig, maar tegelijkertijd voelt hij een zekere jaloezie bij de gedachte dat voor dit jonge wezen alle mogelijkheden nog open liggen, dat zijn leven nog voor hem ligt, wat bij de volwassene onvermijdelijk leidt tot gevoelens van spijt over een afgesloten verleden. Al zullen natuurlijk alle goede zielen die met kinderen werken heftig protesteren en zeggen dat een dergelijke jaloezie ten aanzien van die arme weerloze onschuldige kindertjes nooit in hen op zou komen."

Uit: Oscar Brenifier "Children's Questions"

donderdag 20 mei 2010

Een gesprek voeren

Oscar Brenifier voert een gesprek met een groep zeven- of achtjarigen op een Australische basisschool (Elementary School Workshop).

Bij de eerste indruk denk ik: wat een raar gesprek, wat gaat hij op een onaangename manier met die kinderen om. Maar al heel gauw begint het tot me door te dringen dat het eigenlijk heel raar en ook onaangenaam is dat de dingen die Brenifier hier benoemt in de meeste gesprekken passeren zonder dat iemand er iets van zegt.

Aan een kind dat met dringende intensiteit een vinger opsteekt voordat een ander is uitgepraat, vraagt Brenifier: 'Heb je haast?'
Het kind: 'Nee.'
Brenifier: 'Weet je waarom ik je vraag of je haast hebt?'
Kind: 'Nee.'
Brenifier vraagt het kind hoe het heet, en vervolgens aan de groep: 'Is er iemand die weet waarom ik Toby vraag of hij haast heeft?'
Handen gaan de lucht in, en Brenifier nodigt Toby uit aan iemand die zijn hand heeft opgestoken te vragen, 'Kun je me uitleggen waarom Oscar mij vraagt of ik haast heb?'
Toby kiest een kind en stelt de vraag. Dat kind zegt: 'Omdat je je vinger opstak terwijl er nog iemand aan het praten was.'
Brenifier aan Toby: 'Kun je herhalen wat ze gezegd heeft?'
Toby herhaalt wat zijn klasgenote gezegd heeft.
'Heeft ze gelijk?'
Toby: 'Ja'.
Brenifier: 'Heeft ze dat goed gezien?'
Toby zegt iets onverstaanbaars.
Brenifier: 'Kon jij mijn vraag verklaren?'
Toby: 'Nee.'
Brenifier: 'Kon zij mijn vraag verklaren?'
Toby: 'Ja.'
Brenifier: 'Dus, heeft ze dat goed gezien of niet?'
Toby: 'Ja.'
Brenifier: 'Zeg het maar tegen haar: dat heb je goed gezien.'
Toby: 'Dat heb je goed gezien'.
Brenifier: 'Mooi, dan kunnen we nu verder.'

Er wordt op een uiterst zorgvuldige manier geluisterd. Brenifier daagt de kinderen uit zich zorgvuldig uit te drukken, zorgvuldig te luisteren naar wat de anderen zeggen, en elkaars hulp in te roepen als ze er niet goed in slagen uit te drukken wat ze willen zeggen.

De inhoud van het gesprek ontvouwt zich ongelofelijk langzaam en het duurt heel erg lang voordat ik denk te weten waar het nu eigenlijk over gaat. Pas na afloop begint tot me door te dringen dat waar het hier over ging het gesprek zelf is. Hoe praat je met elkaar.

Niet dat kinderen hier wordt geleerd hoe volwassenen met elkaar praten, alsof dat voorbeeldig zou zijn - zeker niet. Wat hier geleerd wordt is: hoe praat je met elkaar op zo'n manier dat je samen gedachten kunt onderzoeken. Op zo'n manier dat je samen wijzer wordt.

vrijdag 26 maart 2010

Misverstand

Als ik zo nu en dan lucht geef aan mijn twijfels of ik het in het basisonderwijs nog wel uithoud, vragen mensen zelden wat de aanleiding tot die twijfel is. Ze veronderstellen zonder door te vragen heel gemakkelijk dat het niveau van de leerstof en de leerlingen mij wel zal vervelen. Omdat ik me tenslotte ook heb beziggehouden met vaak moeilijk te doorgronden teksten uit de geschiedenis van de filosofie, en daarover heb geschreven en onderwezen op academisch niveau. Geen wonder dat het me moest gaan vervelen om kinderen de eerste beginselen van lezen, schrijven en rekenen bij te brengen.

Men veronderstelt kennelijk dat zij die een rijke geestelijke ontwikkeling deelachtig zijn zich in de omgang met het lagere zullen vervelen. Dit zou dan zo zijn “omdat zij het beneden hun waardigheid achten aandacht te besteden aan het meer elementaire niveau, of omdat ze daartoe helemaal niet meer in staat zijn.”

Het onderwijs lijkt zelfs te zijn ingericht op grond van de opvatting “dat jonge kinderen niet direct aan de meest uitnemende geesten moeten worden toevertrouwd, alsof een middelmatig docent geschikter zou zijn voor beginonderwijs, omdat hij gemakkelijker te begrijpen en na te volgen zou zijn en minder trots om die vervelende beginselen voor zijn rekening te nemen.”

Er is hier sprake van een misverstand. Niet alleen “blinkt niemand uit in het hogere als het lagere hem ontbreekt”, maar ook is het zo dat het lagere een grotere rijkdom prijsgeeft aan degene met een ontwikkelde geest. Een kikker neemt enkel ooievaars en vliegen waar, en heeft geen zintuig voor wat buiten het kader valt van eten en gegeten worden. Voor een middelmatig docent is de leerstof na een aantal jaren een slaapverwekkende routine. Maar voor een filosoof is het een even rijkgeschakeerde ervaring jonge kinderen te leren lezen als met studenten de Phaenomenologie des Geistes proberen te doorgronden.

Ik zou zelfs wel willen beweren dat er voor een filosoof in de klas met de kinderen meer is dat tot verwondering uitnodigt en tot denken aanzet, dan aan de universitaire halvarinefabrieken van vandaag.

* De aangehaalde passages zijn uit Quintilianus, die schreef over het onderwijs in de eerste eeuw van onze jaartelling (De opleiding tot redenaar II.3).

vrijdag 19 februari 2010

Nieuwkomers

De wereld is al heel oud, maar steeds komen er nieuwe mensen bij die de wereld voor het eerst zien. Als volwassene kun je je bijna niet meer indenken hoe het geweest moet zijn toen je voor het eerst in de wereld werd rondgeleid. De meeste volwassenen vergeten het, ook in hun omgang met kinderen. Dat is wat ik mooi vind aan werken in het onderwijs: dat je je er steeds bewust van moet zijn dat de kinderen met wie je werkt nog maar pas in de wereld zijn.

Kinderen zijn nieuwkomers in de wereld. Grote mensen die de weg weten, hebben de opdracht hen erin rond te leiden en te vertellen over alles wat de mensen in de afgelopen duizenden jaren bedacht en gemaakt hebben om met de wereld om te gaan. Ouders omgeven hun kinderen met liefde, warmte, aandacht en geborgenheid, en geven hen eten en drinken, een huis en kleren. Thuis maken kinderen kennis met de nabije dingen door ermee om te gaan en door mee te doen. De mensen op school onderwijzen hen in wat er allemaal te weten valt en wat allemaal handig is om te kunnen.

Het is handig om te kunnen lezen en schrijven en tellen en rekenen. Het is fijn om de taal zodanig in de vingers te hebben dat je kunt uitdrukken wat je bedoelt zodat een ander je begrijpt, zodat jij ook anderen kunt begrijpen. Op school leer je ook dat de wereld ouder is dan jij en ouder dan je ouders en grootouders, en dat de wereld groter is dan dat stukje dat jij er al van hebt gezien. En dat het er in andere tijden en op andere plaatsen heel anders uitzag en -ziet dan je gewend bent.

Als kinderen pas leren rekenen, tellen ze eerst met kralen of blokjes, later tellen ze op hun vingers, dan met cijfersymbolen op papier, en nog weer later kunnen ze zonder hulpmiddelen hoofdrekenen. Ze leggen een weg af van concreet naar abstract denken. Zo’n verschil is er ook tussen de manier waarop je thuis leert en op school. Thuis leer je van alles door mee te gaan in de kennelijke vanzelfsprekendheden van alledag, door mee te doen met eten, wassen, kleden en andere huishoudelijkheden. Op school leer je niet zozeer langs de weg van de concrete ervaring, maar leer je op een abstracter manier, over dingen die je niet kunt leren door louter mee te doen met de grote mensen. Dingen waarin je daadwerkelijk onderwezen moet worden om ze te leren, zoals lezen en schrijven en rekenen en aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkennis.

Er zijn mensen die vinden dat het onderwijs op school zo dicht mogelijk bij de ervaring moet blijven, dat kinderen bij wijze van spreken zo lang mogelijk met kralen moeten blijven tellen. Dat het leren op school zoveel mogelijk zou moeten lijken op het leren thuis, door om te gaan met de dingen in een betekenisvolle context. Steeds meer scholen richten hun onderwijs daarop in, onder de noemer ‘ontwikkelingsgericht onderwijs’. Ik probeer te begrijpen wat deze mensen daartoe beweegt.