maandag 18 juli 2011

Versterking van de beroepsgroep

De overheid piekert zich suf hoe ze de beroepsgroep van het onderwijzend personeel kan versterken.

Soms geloof ik werkelijk dat het ministerie dat wil, maar ze pakken het steeds zo onhandig aan. Om te beginnen is het al een verkeerd uitgangspunt om te denken dat het ministerie dat zou moeten doen, de beroepsgroep versterken. Een beter uitgangspunt is, zoeken naar manieren om mogelijkheidsvoorwaarden te creëren waarin de beroepsgroep zijn eigen kracht kan ontdekken en ontwikkelen.

Het enige wat het ministerie daartoe hoeft te doen is ruimte scheppen. Ruimte om elkaar aan het werk zien en met elkaar te praten over onderwijs. Intervisie, dialoog en intercollegiale consultatie dragen ertoe bij dat de leden van een onderwijsteam hun kennis en expertise met elkaar gaan delen. Langs deze weg ontwikkelt zich een professionele attitude. Er ontstaat een onderwijsgezelschap. Door ervaringen uit te wisselen en je aan anderen te spiegelen word je je bewust van je vakmanschap en je beroepsopvattingen. Hiertoe is solidariteit en vertrouwen nodig binnen een team. Prestatieloon draagt daar niet toe bij. Meer uren buiten de klas wel.

In de praktijk werken leerkrachten veelal solistisch, in hun eigen lokaal met hun eigen klas. Teambijeenkomsten zijn schaars en worden onvoldoende benut om het team als onderwijsgezelschap te versterken. Het opvoeren van externe adviseurs op studiedagen versterkt leerkrachten in een passieve, afwachtende houding.

In plaats van in individuele prestatiebeloning, moet er geïnvesteerd worden in meer ruimte en tijd voor alle leerkrachten om met elkaar in gesprek te gaan, elkaar te voeden, en krachten en gedachten te bundelen. Elke leerkracht verdient daartoe een halve dag extra uren buiten de groepstaken. Scholen moeten bovendien ruim mandaat krijgen om - mits goed beargumenteerd - af te wijken van overheidsrichtlijnen. Dat zal schoolleiders en hun teams stimuleren bewust na te denken hoe het onderwijs het beste vorm kan krijgen.

Zo kan het ministerie bijdragen aan de versterking van de beroepsgroep!

Professionele ruimte en prestatiebeloning

Willen leerkrachten inderdaad een rol spelen in de formulering van onderwijsbeleid?

In de praktijk blijkt dat leerkrachten zich zelden actief verhouden tot beleidsplannen van de overheid.

Ype Akkerman van het Ministerie van OC&W vraagt zich op een bijeenkomst met onderwijsprofessionals af hoe de overheid ertoe kan bijdragen dat leerkrachten hun professionele ruimte meer gaan innemen. Zou prestatiebeloning daarin een rol kunnen spelen?

Voor velen geldt dat het geestelijk loon belangrijker is dan het materiële loon. Vooral de uitgesproken waardering voor het werk dat je doet en de manier waarop je dat doet wordt gemist. Onderwijsprofessionals vinden prestatiebeloning geen goed idee, omdat het mensen uiteen drijft terwijl juist verbinding gewenst is.

In scholen met hechte teams bestaat meer onderling vertrouwen en gezamenlijke besluitvorming dan in scholen met minder hecht verbonden leerkrachten. Dat is niet alleen gunstig voor de leerkrachten, maar ook voor de leerlingen, aldus NWO-onderzoeker Nienke Moolenaar.

Metaforen voor onderwijs

De overheid benadert het onderwijs vanuit een bepaald discours, en gebruikt daarbij metaforen die bepaalde aspecten van de onderwijswerkelijkheid uitschakelen. Geen enkele metafoor is onschuldig: de metafoor van de markt die Van Bijsterveldt hanteert sluit alles buiten wat niet meetbaar is en op korte termijn geen winst oplevert.

Ik zoek naar andere, vruchtbaarder metaforen om te spreken over het onderwijs. Metaforen die ruimte bieden aan wat werkelijk van waarde is in ons werk.

Welke ruimte laat het plan "Basis voor presteren" aan onderwijsprofessionals om er vanuit eigen waarden invulling aan te geven? Naar welk discours zouden wij het plan willen vertalen, zodat het
beantwoordt aan de doelen die wij voor ogen hebben en aan de manier waarop wij als onderwijsprofessionals in de wereld staan?

Daarover zou ik graag de dialoog voortzetten met onderwijsprofessionals. Een begin is gemaakt in juni, bij de Goedwerk Hub te Amsterdam. Wordt vervolgd.