zondag 18 mei 2014

De toekomst van het onderwijs

De Onderwijsraad wil van gedachten wisselen over "een toekomstbestendige inrichting van het onderwijsstelsel".
Toekomstbestendig, dat is een woord waar ik aan blijf haken. Wat wil dat precies zeggen? Is de toekomst iets waartegen je bestand moet zijn, waartegen je je teweer moet stellen, waar je tegen opgewassen moet zijn? Waar je je tegen moet pantseren?
Je zou ook heel goed de toekomst met opgeheven hoofd, met goede moed en vol vertrouwen tegemoet kunnen gaan. In het volle bewustzijn overigens, dat het waarschijnlijk allemaal anders zal uitpakken dan we van tevoren bedacht hadden. 
Hoe het ook zij, ter voorbereiding van de gedachtewisseling nodigt de Onderwijsraad uit om alvast na te denken over de volgende vragen:
  • Wat zijn de belangrijkste knelpunten in het huidige stelsel?
  • Welke oplossingsrichtingen zijn denkbaar en wenselijk?
  • Welke risico’s of dilemma’s hangen daarmee samen?
Knelpunten in het huidige stelsel zijn, als je het mij vraagt:
De bij de overheid heersende, louter instrumentele, objectivistische opvatting van onderwijs en de daarmee samenhangende eenzijdige focus op meetbare resultaten.
De eenzijdige gerichtheid van de inspectie op meetbare opbrengsten en het didactische analyse model.
De daarmee samenhangende verwaarlozing van het domein van de persoonsvorming.
De eenzijdige focus bij de overheid op controle en cijfermatige verantwoording.
De afstand die bestaat tussen de ideeën die leraren hebben over goed onderwijs enerzijds en wat de overheid verlangt van het onderwijs anderzijds.
De vooralsnog beperkte mate waarin leraren tegenwicht bieden tegen de tendens van de overheid.
Het gebrek aan tijd en ruimte voor leraren om met elkaar van onderop het onderwijs te verbeteren.

De denkers hebben geen praktijk om wat ze bedenken ook uit te voeren, en de doeners hebben geen tijd om na te denken hoe ze wat ze doen beter zouden kunnen doen.
De richting waarin oplossingen gezocht kunnen worden:
Meer ruimte en tijd voor leraren om regelmatig met elkaar in gesprek te gaan en te onderzoeken hoe zij het onderwijs verder kunnen brengen.
Oefening in kritische reflectie - niet alleen op eigen handelen maar op impliciete overtuigingen en op overheids/beleidstaal tijdens opleiding pabo en/of in nascholingstrajecten.
Geef de onderwijsontwikkeling terug aan de leraren. Laat leraren met elkaar formuleren wat nodig is om het onderwijs te verbeteren, met evenwichtige aandacht voor de drie domeinen waarop onderwijs zich richt, kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming.

Geef leraren ruimte en tijd om dit voortdurend samen te onderzoeken en steeds weer verder te brengen.

Laat schoolteams met elkaar beslissen wat ze van anderen nodig hebben om hun onderwijsontwikkeling te ondersteunen, en geef hen het budget dat daarvoor is in handen.

Zorg dat leraren een zodanig denkniveau en reflectievermogen hebben, dat je ze dat met een gerust hart kunt toevertrouwen. Laat de angst varen.

Laat de inspectie oog hebben voor de drie domeinen, maar hoed ervoor dat zij niet de domeinen van socialisatie en persoonsvorming op een didactisch-analytische manier gaan beoordelen met behulp van afvinklijsten, maar onder verwijzing naar observaties en gesprekken.

Laat leraren verhalen vertellen over wat ze in de klas zien en laat hen vertellen wat ze hebben gedaan met wat ze hebben gezien. Doe niet net alsof het allemaal berekenbaar is.
Risico's:
Dat ruimte in strak afgebakende kaders wordt toegestaan in plaats van dat werkelijk vrije ruimte open gelaten wordt.
Dat socialisatie en persoonlijke vorming worden gereduceerd tot toetsbare competenties op afvinklijsten.
Dilemma's:
Dat leraren ruimte moeten krijgen maar die ook moeten nemen.

Dat ruimte nemen tijd vergt, en dat die tijd vergoed moet worden.
Boekhouders zijn nodig, maar je moet niet de hele wereld aan ze overlaten.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten