donderdag 9 januari 2014

Solidariteit en concurrentie

Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is men in Nederland bezig ervoor te zorgen dat alle kinderen met elkaar naar de basisschool kunnen gaan. Dat er geen kinderen meer met busjes naar aparte scholen ver van huis worden gebracht, maar dat we Weer Samen naar School gaan.

Tegenwoordig noemen we dat Passend Onderwijs. Dat we zorg dragen voor passend onderwijs, wil zeggen, dat we proberen op de basisschool iedereen aan boord te houden. Of je nu hoogbegaafd bent, of gedragsproblemen hebt, of dyslexie, of een disharmonisch intellegentieprofiel, of ADHD, of een stoornis in het autismespectrum, of je kunt best aardig of juist nogal moeilijk leren - iedereen mag meedoen.

De mensen van de reguliere basisschool proberen elk kind recht te doen, door het te bieden wat het nodig heeft om zich te ontwikkelen. Het maakt niet uit hoe je bent, wat je kunt, wat je in huis hebt - je mag er zijn, en wij gaan kijken hoe we op school de omstandigheden zo kunnen schikken, dat jij je op de manier die bij jou past zo goed mogelijk kunt ontwikkelen.

We proberen een klimaat te scheppen waarin kinderen en leraren solidair zijn met elkaar. Als iemand het niet bij kan benen, dan gaan we kijken hoe we kunnen zorgen dat die toch ook op zijn manier mee kan blijven doen op school, in de groep. En als je je verveelt, proberen we ervoor te zorgen dat ook jij je uitgedaagd voelt om te groeien.

Dat is een mooi, sociaal, pedagogisch verantwoord ideaal. Wat mooi dat de Nederlandse overheid hecht aan een samenleving waarin iedereen meetelt, en waar empathie, compassie en solidariteit tot de kernwaarden behoren. Mooi dat de overheid daarop beleid maakt, in de vorm van de Wet op Passend Onderwijs.

Maar... hoe verhoudt zich dat ideaal tot het enorme belang dat de overheid hecht aan het bevechten van een concurrerende positie in de wereldeconomie? Hoe moeten we het solidariteitsbeginsel van passend onderwijs rijmen met het buitenproportionele belang dat gehecht wordt aan citoscores en de positie van Nederland op de PISA-lijst? Hoe kan het dat iedereen mee mag doen maar dat toch de voorkeur wel uitgaat naar de excellente presteerders? Hoe kan het dat er een cultuur is ontstaan waarin ouders ten koste van alles lijken te willen voorkomen dat hun kind naar het VMBO moet, en waarin een opleiding tot ambachtsman of -vrouw geen enkele status meer heeft? Hoe die twee waarden van solidariteit en excellentie te rijmen?

Het maakt op mij de indruk dat hier plannen gemaakt worden door mensen die niet goed op een rijtje hebben wat het hoogste doel is dat ze nastreven in alles wat ze doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten