Een tijdje terug probeerde ik onder woorden te brengen wat ik versta onder vroomheid, een woord dat bij velen in de eerste plaats de associatie met een soort religieuze braafheid lijkt op te roepen, maar dat voor mij iets heel anders betekent. Zoiets als liefdevolle aandacht voor de dingen. Een soort bewonderende verwondering over het gegeven dat ze er zijn, en over de manier waarop ze zich voordoen.
Op zoek naar een afbakening van een begrip helpt het soms om te bedenken wat er het tegenovergestelde van zou zijn. Het tegenovergestelde van vroomheid zoals ik die begrijp is - denk ik - gedachteloosheid. Je kunt zonder enig probleem leven en handelen zonder je ooit af te vragen waarom je de dingen doet zoals je ze doet. Je kunt de dingen die je nodig hebt gebruiken zonder werkelijk tot je door te laten dringen dat ze er zijn of hoe ze zijn.
Zo kun je bijvoorbeeld werken in het onderwijs zonder je er rekenschap van te geven of zelfs maar af te vragen wat je onder onderwijs verstaat, of wat volgens jou kenmerkend is voor de relatie tussen volwassenen en kinderen, of wat jouw verantwoordelijkheid is als onderwijzer. Gedachteloos. Alsof alles vanzelf spreekt.
Vroomheid is zoiets als beantwoorden aan het beroep dat de dingen op je doen. Je afvragen op grond van welke onuitgesproken veronderstellingen je doet wat je doet. De gesloten cirkel van vanzelfsprekendheden openbreken en de sprong wagen. Voor mogelijk houden dat de dingen anders zijn dan je dacht. Zorgvuldigheid.
Volgens Cornelis Verhoeven is wijsbegeerte de kunst om het zekere weten te voorkomen. Misschien zou je kunnen zeggen dat wijsbegeerte een oefening in vroomheid is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten