Ten eerste was er een blog van Jasper Rijpma, die op zoek is naar mogelijke manieren om de doeldomeinen persoonsvorming en kwalificatie in een nieuw curriculum op te nemen - waarbij hij persoonsvorming met 'aardig' verbindt en socialisering met 'waardig'. Daarover later meer.
Daarnaast verscheen vorige week de publicatie "2 werelden 2 werkelijkheden. Hoe ga je daar als docent mee om?" die Margalith Kleijwegt in opdracht van het Ministerie van OCW schreef. Leraren Trudy Coenen en Michelle van Dijk reageerden hierop in een radio-uitzending van WNL op zaterdag 6 februari. In de publicatie en in het gesprek kwam naar voren, hoe je als leraar soms geconfronteerd wordt met "toenemend zorgelijk gedrag" van boze leerlingen - radicalisering, rechtse praat, complottheorieën - en hoe je daar als leraar mee om moet gaan. Al werden de termen niet genoemd, gaat het ook hier over socialisering en persoonsvorming, of zo je wilt over "aardig en waardig".
Verder was er op hetkind.org nog een gastblog van schrijfster Rian Visser, die levendig verslag doet van een bezoek aan een boze vmbo-klas, en ook daar ging het impliciet over persoonsvorming en socialisering.
Wat betekenen die begrippen?
Socialisering, dat gaat over "zo doen we dat hier", "zo gaan we hier met elkaar om", "dat is hier zo het gebruik". Persoonsvorming gaat over de mate waarin je die gebruiken met kritische distantie in ogenschouw kunt nemen en jezelf de vraag stellen, of het eigenlijk wel deugt, dat "we" het zo doen. Daar hoort ook de vraag bij, wie er eigenlijk met dat "we" wordt ingesloten en wie wordt buitengesloten. Ik zou dan ook Schnabels "aardig" aan het begrip "socialisering" koppelen. Aardig zijn is je aanpassen, je conformeren, niet dwars liggen. Het is belangrijk om dat te kunnen, en als je het niet kan dan moet je het leren. Maar als we een rechtvaardige samenleving willen dan moet je daarnaast nog iets anders leren. Soms moet je onaardig durven zijn en protest aantekenen, met het oog op de waardigheid - je eigen en die van de ander - vanuit een verlangen naar rechtvaardigheid. Gedreven door een hogere waarde dan het conformisme. Dat is wat ik versta onder Schnabels "waardig".
Hoe zie je dat nu terug in die verschillende bovengenoemde verhalen?
Jasper Rijpma is zoals gezegd op zoek naar mogelijkheden om persoonsvorming en socialisering naar toetsbare elementen in een curriculum te vertalen. Ik twijfel er niet aan dat zoiets mogelijk is, het is ook al eerder gedaan - mijn vraag is alleen of dat is wat er nodig is.
Zoals een schooldirecteur in "2 werelden" (p.29) verzucht:
"'Het enige wat je als school kunt doen is proberen in gesprek te blijven, in de hoop ze te bereiken.' Lessen burgerschap of Bildung waarin maatschappelijke thema's worden behandeld, hebben volgens hem geen enkele zin. 'Wij kunnen de wereld niet redden met Bildung.' Enigszins defaitistisch, al noemt hij het realistisch: 'Het is een illusie dat deze jonge mannen en vrouwen door meer kennis van de rechtsstaat anders zouden gaan denken.'"Deze meneer verwacht zo te horen weinig van dat "in gesprek blijven". Van mij mag hij daarin wat meer vertrouwen stellen, want mijns inziens slaat hij de spijker op de kop. Als je deze boze jonge mensen wil begeleiden op het vlak van socialisering en persoonsvorming, dan bereik je niets met een curriculum vol toetsbare kennis en vaardigheden. Wat hier nodig is, is een goede interactie tussen de leraar en zijn of haar leerlingen. Zoals ook Trudy Coenen en Michelle van Dijk benadrukten in hun commentaar bij het stuk van Kleijwegt (bij WNL, zie boven), ligt het zwaartepunt bij de aandacht en de relatie - met andere woorden, bij de pedagogiek, en niet bij het curriculum. Ook Kleijwegt zelf benadrukt dat er meer aandacht moet worden besteed aan de pedagogische relatie (p.50).
Als leerlingen zeggen - met woorden of daden - ik heb schijt aan die rotschool van u, ik heb schijt aan die kennis en vaardigheden, ik heb schijt aan die rechtsstaat van u en die zogenaamde Westerse beschaving, dan kom je er niet met een curriculum.
Je hebt dan immers niet alleen te maken met een standpunt - dat kan deugen of niet - maar ook met de uiting van een gevoel. En een gevoel is altijd waar.
Maar laat ik ten eerste ingaan op de kwestie van het standpunt betreft dat deze leerlingen innemen. Kleijwegt beschrijft hoe docenten worstelen met de interpretatie van de actualiteit. Ze citeert een docent:
"De waarheid van de ander bestaat nu eenmaal, zeggen sommigen, en als die ander gelooft dat 9/11 het werk is van de Amerikanen/zionisten is, dan is dat zijn goed recht. Docenten vinden de media vaak zelf ook onbetrouwbaar. Ik zie docenten die geneigd zijn mee te bewegen met leerlingen in de gedachte dat niemand meer te vertrouwen is. Je moet in die gevallen heel goed weten wat je doet, want het is een hellend vlak als alle waarheid als relatief wordt gezien."Ik zou daar de volgende kanttekening bij willen plaatsen. Dat er niet maar één waarheid is, betekent niet dat iedere mening en iedere interpretatie evenveel waard is. De mogelijkheid bestaat dat ook jij als leraar een blinde vlek kunt hebben, en niet alleen de leerling. Wat voor voorbeeld geef je als je er bij voorbaat van uitgaat dat jouw standpunt het enige juiste is? De geldigheid van een standpunt hangt niet af van jouw positie als leraar tegenover de leerlingen - het hangt af van de argumenten die je ervoor kunt aandragen. Argumenteren en logisch redeneren, dat kun je op school leren. Je kunt het in een curriculum opnemen en je kunt het toetsen.
Dus vraag je leerlingen hun mening te onderbouwen met argumenten, laat hen hun complottheorie aannemelijk proberen te maken, leer hen drogredenen herkennen. Nodig ze uit: overtuig me maar, dien ze van repliek met superieure argumenten, en laat ook andere leerlingen tegenargumenten aandragen.
Maar pas op: daarmee ben je er nog niet. Als je je tot zuiver rationeel leren argumenteren zou beperken, dan mis je de boodschap die deze boze jonge mensen met hun schokkende uitspraken uitzenden.
Wat nodig is, is dat je als leraar oog en hart hebt voor de gevoelens die ten grondslag liggen aan de meningen die je schokken. Het zou zomaar kunnen dat ze precies bedoeld zijn om je te schokken. Omdat het uitingen zijn van woede en frustratie. Maak die boosheid niet weg, maar respecteer die gevoelens en besteed er aandacht aan.
Dat begint er al mee dat je een leerling niet 'aanspreekt', maar met hem of haar in gesprek gaat, zoals Yassin El Forkani terecht opmerkt (geciteerd in Kleijwegt p. 49). Dat je laat zien dat je bereid bent ook je eigen vooropgezette ideeën onder de loep te nemen. Dat je je standpunt niet botweg poneert, maar dat ook jij als leraar bereid en in staat bent argumenten aan te dragen, en dat je je openstelt voor de argumenten van de ander. Let wel, de argumenten. Niet: de grofheden.
Dat leerlingen zich verzetten tegen jouw waarheid, daar zou je niet zo van moeten schrikken. Juist waar het moeilijk wordt, daarin kun je een kans zien om aandacht te besteden aan persoonsvorming. Goed, je verzet je tegen wat ik je probeer te vertellen, je staat kritisch tegenover de manier waarop de zaken worden voorgesteld, je vindt het onrechtvaardig zoals de dingen geregeld zijn - dat is je goed recht, en het is een goede zaak dat je niet alles maar voor zoete koek aanneemt wat ik hier sta te verkondigen - dat is een waarde die bij mij hoog in het vaandel staat - maar hoe doe je dat nu op een behoorlijke, respectvolle manier? Door op een rustige en respectvolle toon met rationele argumenten te komen voor jouw standpunt.
Dus toch een kwestie van curriculum? Nee, toch niet. Want wat doe je als zo'n boze leerling vastloopt en geen steekhoudende argumenten vindt? Wat moet je dan?
Sta dan open voor het gevoel dat er achter die schokkende uitspraken schuilgaat. Respecteer die woede en frustratie. Je bent er als leraar niet met enkel kennis en vaardigheden, een toekomstbestendig curriculum en bewezen effectieve didactiek. Als het erop aan komt moet je eerst en vooral een goede pedagoog zijn, met aandacht voor de mensen die je in je klas ontmoet. Wat dat betreft zou Rian Visser een hele goeie zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten