Natuurlijk is het belangrijk dat het onderwijs de waarde van verschillen in het oog houdt, en ruimte laat aan de veelvormigheid van manieren waarop kinderen zich ontwikkelen, zoals Sir Ken Robinson bepleit. Ik geloof overigens dat onderwijsmensen dat al minstens honderd jaar roepen, sinds Maria Montessori en Helen Parkhurst.
Naast die eindeloze veelvormigheid van kinderen is er dan nog de "snel veranderende maatschappij" (bijna 25.000 hits op Google) waarin we zouden leven en die er aan het einde van de week al weer helemaal anders uit kan zien. Robinson lijkt dit geloofsartikel ook te onderschrijven. Het wordt dikwijls uit de kast gehaald om het streven naar kennisoverdracht als hopeloos achterhaald te kunnen afserveren.
Die focus op snel aanpassingsvermogen en flexibiliteit is echter een economisch ideaal, en zou als zodanig niet zomaar mogen worden geadopteerd als leidinggevend principe in het onderwijs. Zeker niet door verkondigers van zogeheten ecologische pedagogiek en duurzaam onderwijs. Of doen ze dat ook niet? Dat is me nog niet helemaal helder.
Als je de hype van de snel veranderende maatschappij even terzijde schuift, en met je eigen ogen kijkt naar de wereld waarin onderwijzers kinderen inleiden, dan zie je dat er heel veel dingen zijn die over een hele lange periode hetzelfde blijven. En het zijn vaak juist die dingen die kinderen op de basisschool leren, of zouden moeten leren.
Klokkijken op een analoge en digitale klok, maateenheden gebruiken voor lengte en gewicht, inhoud en oppervlakte berekenen, inzicht krijgen in de getalstructuur en het geldsysteem, woordenschat en spellingsgeweten ontwikkelen en welgevormde zinnen leren maken, technisch en begrijpend lezen. De seizoenen, de werelddelen, de dagen van de week en de maanden van het jaar. Wat is het verschil tussen een heuvel en een berg, een rivier en een kanaal, een zee en een oceaan, een loofboom en een naaldboom, een zoogdier en een vis.
Het zijn allemaal dingen die even belangrijk zijn als honderd jaar geleden, die niet of nauwelijks veranderd zijn en die ook in de komende honderd jaar niet fundamenteel zullen veranderen. Het is kennis van de gebruiken van de grotemensenwereld die je moet beheersen wil je je daarin straks onafhankelijk kunnen bewegen en je er kritisch toe kunnen verhouden.
Ik ben het met Robinson eens dat onderwijsmensen erover na moeten denken hoe ze kunnen voorkomen dat kinderen hun onafhankelijkheid van geest verliezen. Maar om afwijkend denken vruchtbaar te maken heb je daarnaast kennis van de gangbare manieren van denken nodig. En ook dat behoort tot de opdracht van het onderwijs, dat we er zorg voor dragen dat kinderen, als ze de school verlaten, over die kennis beschikken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten