Eén van mijn favoriete essays over onderwijs is "Narratief weten, zelfverstaan en kwetsbaarheid" van professor Geert Kelchtermans, onderwijskundige aan de KU Leuven. Het is opgenomen in Leraar wie ben je? onder redactie van Luc Stevens. In een iets andere vorm is het betoog online beschikbaar, als NIVOZ-lezing. Fijn! Nu kan ik het iedereen toesturen ter overweging, als hart onder de riem of als prikkel tot zelfreflectie.
Waarom zou je deze tekst moeten lezen? Ik schat zo in dat zeer velen die in het onderwijs werkzaam zijn, zich onbehaaglijk voelen bij het huidige onderwijsdiscours dat zich kenmerkt door termen als opbrengstgericht werken, meten = weten, de competentiematrix, en het onderwijsbeleid dat zich eenzijdig richt op CITO-scores en PISA-rankings. Kelchtermans noemt dit perspectief op onderwijs met een moeilijk woord - vergeef de academicus - het performativiteitsdiscours.
Als je op zoek bent naar argumenten om je te weer te stellen tegen deze tendens, dan biedt Kelchtermans je daarvoor de nodige ondersteuning.
Kelchtermans laat zien dat de manier waarop door beleidsmakers en politici over onderwijs gepraat wordt, niet onschuldig is maar richtinggevende gevolgen heeft voor de praktijk van het onderwijs. En het is maar helemaal de vraag of de richting waarin het performativiteitsdiscours het onderwijs dwingt, een wenselijke richting is, die leidt tot goed onderwijs.
Kelchtermans zet de gevolgen van het huidige discours voor het onderwijs op een rijtje:
Het inhoudelijke gesprek, het maatschappelijk debat over wat goed onderwijs is, wordt opgeschort. Kwaliteit wordt gedefinieerd als het behalen van wettelijk bepaalde eindtermen, scores, rankings - cijfers die louter gebaseerd zijn op kwantificeerbare ontwikkelingsdoelen. Zie de Kwaliteitswijzer van Amsterdams wethouder Onderwijs, Lodewijk Asscher.
Wat niet gemeten en objectief vergeleken kan worden - bijvoorbeeld nieuwsgierigheid, onbevangenheid, betrokkenheid, welbevinden, reflectievermogen - wordt onbesproken gelaten en als niet-relevant genegeerd.
Scholen worden in een bepaalde relatie tot de ouders gemanoeuvreerd: als was er sprake van een economisch contract. Het contract houdt in dat de school op effectieve en efficiënte wijze een bepaald product aflevert. Als de ouders - de consumenten - niet tevreden zijn over het product, zullen zij de producent daarvoor verantwoordelijk houden en overstappen op een ander 'merk'. In dit wereldbeeld is geen ruimte voor de rolopvatting van ouders als complementaire partners die samen met de leerkrachten verantwoordelijkheid dragen voor opvoeding en onderwijs.
De contractrelatie suggereert dat scholen precies weten - of zouden kunnen en moeten weten - wat ze moeten doen om het gewenste resultaat te realiseren. Alsof scholen, zolang ze maar de juiste interventies plegen en de juiste procedures toepassen, vanzelf het gewenste resultaat zullen bereiken: een maximaal aantal leerlingen met A-scores op de CITO-toetsen.
In het vervolg van zijn betoog laat Kelchtermans zien welk ander perspectief op onderwijs mogelijk is. Een perspectief waarin ik mijn eigen ervaring in het onderwijs herken - wat niet het geval is met de manier waarop Van Bijsterveldt over onderwijs praat. En - belangrijker - een perspectief dat ongelofelijk veel vruchtbaarder is dan het performativiteitsdiscours. Een perspectief waarin een belangrijke rol is weggelegd voor professionele kwetsbaarheid. Waarover later meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten