Als ik zo nu en dan lucht geef aan mijn twijfels of ik het in het basisonderwijs nog wel uithoud, vragen mensen zelden wat de aanleiding tot die twijfel is. Ze veronderstellen zonder door te vragen heel gemakkelijk dat het niveau van de leerstof en de leerlingen mij wel zal vervelen. Omdat ik me tenslotte ook heb beziggehouden met vaak moeilijk te doorgronden teksten uit de geschiedenis van de filosofie, en daarover heb geschreven en onderwezen op academisch niveau. Geen wonder dat het me moest gaan vervelen om kinderen de eerste beginselen van lezen, schrijven en rekenen bij te brengen.
Men veronderstelt kennelijk dat zij die een rijke geestelijke ontwikkeling deelachtig zijn zich in de omgang met het lagere zullen vervelen. Dit zou dan zo zijn “omdat zij het beneden hun waardigheid achten aandacht te besteden aan het meer elementaire niveau, of omdat ze daartoe helemaal niet meer in staat zijn.”
Het onderwijs lijkt zelfs te zijn ingericht op grond van de opvatting “dat jonge kinderen niet direct aan de meest uitnemende geesten moeten worden toevertrouwd, alsof een middelmatig docent geschikter zou zijn voor beginonderwijs, omdat hij gemakkelijker te begrijpen en na te volgen zou zijn en minder trots om die vervelende beginselen voor zijn rekening te nemen.”
Er is hier sprake van een misverstand. Niet alleen “blinkt niemand uit in het hogere als het lagere hem ontbreekt”, maar ook is het zo dat het lagere een grotere rijkdom prijsgeeft aan degene met een ontwikkelde geest. Een kikker neemt enkel ooievaars en vliegen waar, en heeft geen zintuig voor wat buiten het kader valt van eten en gegeten worden. Voor een middelmatig docent is de leerstof na een aantal jaren een slaapverwekkende routine. Maar voor een filosoof is het een even rijkgeschakeerde ervaring jonge kinderen te leren lezen als met studenten de Phaenomenologie des Geistes proberen te doorgronden.
Ik zou zelfs wel willen beweren dat er voor een filosoof in de klas met de kinderen meer is dat tot verwondering uitnodigt en tot denken aanzet, dan aan de universitaire halvarinefabrieken van vandaag.
* De aangehaalde passages zijn uit Quintilianus, die schreef over het onderwijs in de eerste eeuw van onze jaartelling (De opleiding tot redenaar II.3).
Geen opmerkingen:
Een reactie posten