Eens in de twee jaar organiseert Openbaar Onderwijs aan de Amstel een studiedag voor alle tweeëntwintig scholen binnen het bestuur. Deze
keer was de dag gevuld met talloze workshops die te maken hadden met programmeren,
technologie, blended learning, mediawijsheid, 21st Century Skills en wat dies
meer zij, verzorgd door onder andere Pauline Maas, Olaf de Groot, Michel van
Ast, Wieke Heikoop, Arnoud Kuijpers en veel anderen.
Hier en daar gaven ook leraren van de scholen zelf een
workshop, en dat vind ik persoonlijk altijd het mooist: leraren die met elkaar
delen wat zij zelf in hun klas ontwikkelen. Zoiets maakt op mij veel meer
indruk dan iemand als ruimtevaarder André Kuipers, die de dag afsloot met een ellenlange
diavoorstelling van buitenaardse vakantiekiekjes, en er niet in slaagde een
brug te slaan naar de praktijk van het onderwijs.
Nee, dan de workshops. Astrid Poot en ik gaven er ook één: “Onderwijs
is een avontuur!” Over de vraag hoe je kinderen kunt leren omgaan met het
onvoorspelbare. Want dat is iets waar in het onderwijs weinig aandacht aan
wordt besteed.
Kinderen leren al snel dat het er op school om begonnen is
te achterhalen welk antwoord de leraar, de methodeschrijver en de toetsontwikkelaar
willen horen. Als je dat te weten kunt komen, dan krijg je een punt. Wie daar
niet zo goed in is, of niet bereid is zich aan dat format te conformeren,
faalt. En dat is een kwalijke zaak, want je wil juist nieuwsgierigheid, verbeeldingskracht
en vindingrijkheid cultiveren, je wil dat kinderen problemen niet uit de
weggaan maar dat ze met elkaar op zoek gaan naar mogelijke oplossingen. Dat wil
je, niet alleen omdat het bedrijfsleven mensen zoekt die dat soort kwaliteiten
hebben, maar ook en vooral, omdat ze met die kwaliteiten vrij en volwassen de
wereld in kunnen, straks.
Al die kwaliteiten raken afgestompt als kinderen op school steeds
de ervaring opdoen dat het niet loont om zelf na te denken, dat er geen ruimte
is om samen een probleem te onderzoeken en iets uit te proberen, want er is
maar één antwoord goed, en dat staat in het antwoordenboek. Dus zeg het nu maar
gewoon juf, wat is het antwoord?
Als je kinderen wil leren omgaan met het onvoorspelbare, dan
moet je je onderwijs anders inrichten. Situaties scheppen waarin niet bij
voorbaat vast staat hoe het moet of waar je uit moet komen. Daar komt bij: als
je kinderen een bepaalde attitude bij wil brengen, dan lukt dat alleen als je die
attitude kunt voorleven. In hoeverre ben
jij als leraar in staat en bereid de controle los te laten en om te gaan met
het onvoorspelbare?
In de workshop wilden we hier niet zozeer over praten, maar
veeleer iets doen, waardoor de deelnemers – leraren – zouden ervaren waar dit
over gaat. We hadden niet zo expliciet aangekondigd dat we zouden gaan klooien
met elektronica, anders zouden er alleen mensen zijn gekomen die dat vanzelf al
leuk vinden. We wilden juist mensen bereiken die van zichzelf denken dat ze
daar niks mee hebben. Dat is goed gelukt. Bij elk van de drie rondes werd er
aan het slot door een aantal deelnemers gezegd: “Ik dacht dat deze workshop heel
ergens anders over zou gaan, en eerst kreeg ik het heel warm en dacht ik, ik
wil weg, maar ik heb me eroverheen gezet en nu ben ik toch blij dat ik iets
gemaakt heb - dat het lukte.”
Dat was het mooist om te zien: dat een aantal mensen de
eigen weerstand had overwonnen, een drempel over was gegaan, en hier en daar
zelfs had ervaren dat het eigenlijk helemaal niet zo onprettig is om dat te
doen, maar misschien zelfs wel een beetje opwindend.
Wat hebben we gedaan? In het atelier van De Kleine Reus hadden
we een hoop plastic flessen, doppen, karton, rietjes, touw, gekleurd papier en
aluminiumfolie verzameld. Qua gereedschap waren er stanleymessen, een zaagje, een
lijmpistool, scharen, gewone lijm, plakband, afplaktape, draadstrippers. Iedere
deelnemer kreeg een klein plat batterijtje (een knoopcel heet zo’n ding), een
ledje, en stroomdraad, en de opdracht was: maak een lampje. Er was een
werkbriefje van Astrid, waarop je kon zien wat je zou kunnen maken, en een
grafische uitleg hoe je het lampje aan kon krijgen.
En dat was alles. Geen klassikale instructie, niks stap voor
stap en dan doe je dit en dan doe je dat. Niks. Ga je gang.
En we zagen wat we indertijd ook bij de kinderen hadden
gezien: ze gingen! Sommigen werkten samen, anderen alleen, sommigen begonnen
met het ledje en de batterij uit te proberen of ze ‘m aan kregen, anderen gingen
eerst met karton en papier aan de slag, er waren uitvinders en ontwerpers, er
waren lezers en doeners, sommigen probeerden het werkbriefje te volgen, anderen
lieten dat links liggen en probeerden gewoon maar wat totdat het werkte,
sommigen waren blij als het lichtje ging branden, anderen rustten niet voordat
ze een schakelaar hadden bedacht.
“Hij doet het niet!”
"Hij doet het!"
“Maar hoe krijg ik ‘m nou uit?”
"Hij doet het!"
“Maar hoe krijg ik ‘m nou uit?”
“Maar hoe maak ik dan een schakelaar?”
Sommigen leken bij het eerste obstakel te verwachten direct
door ons uit de brand te zullen worden geholpen met een glashelder: Dat moet
zo. Maar dat deden we niet. “Dat ga jij bedenken.” Er was een enkeling die het
echt heel onaangenaam vond dat niet volkomen duidelijk was wat de bedoeling
was. “Ik ben gewoon iemand die het nodig heeft dat je precies zegt en voordoet
hoe het moet - alleen dan lukt het.” We lieten haar zwemmen en ze kwam toch op
gang, helaas nog zonder er erg van te kunnen genieten.
Een andere juf zei: “Leuk hoor, maar ik weet niet of dit nu
voor alle kinderen geschikt is, ik denk dat het voor sommigen heel frustrerend is.”
Is frustratie iets dat je zou moeten vermijden in de klas? Of is dat juist het
moment waarop je iets begint te ontdekken wat je niet al vanzelf kon? Is dat
niet juist het punt waar je als leraar en als leerling voortdurend naar op zoek
moet gaan, het punt waarop je niet zomaar wrijvingsloos verder kunt? En dan
doorzetten? Is dat niet precies wat ons te doen staat in het onderwijs:
kinderen leren daarmee om te gaan, ja zelfs: daarvan te genieten, onder meer
door voor te leven hoe veel plezier wij erin hebben?
Want ik hoop vooral dat mensen ontdekken – en vervolgens aan de kinderen kunnen voorleven – dat het een kick op zichzelf is: een grens overgaan, iets doen waarvan je dacht dat je het niet kon, omdat je dacht dat je “zo niet bent”. Ontdekken dat je kunt veranderen, dat je je kunt ontwikkelen.
Want ik hoop vooral dat mensen ontdekken – en vervolgens aan de kinderen kunnen voorleven – dat het een kick op zichzelf is: een grens overgaan, iets doen waarvan je dacht dat je het niet kon, omdat je dacht dat je “zo niet bent”. Ontdekken dat je kunt veranderen, dat je je kunt ontwikkelen.
Je doet jezelf tekort met “ik ben gewoon iemand die” – of je nu 8 bent of 48 of
68 of 88. Weerstand voelen is niet erg. Weerstand betekent niet: “Keer terug” maar:
“Ga door!”. Er is altijd nog weer iets nieuws te ontdekken, je bent nooit klaar, en dat is een reden voor blijdschap.
Prachtblog, Hester!
BeantwoordenVerwijderenVolgens mij ben je wel een paar labels vergeten: 'frustratie' en 'euforie'. Die tweede is meteen ook niet zozeer m'n kritiek alswel m'n kanttekening: maken kan niet zoiets zijn als 'de grens overgaan'. Ja, één keer wel, maar daarna niet meer. Dat zou betekenen dat dat wat je maakt iedere keer moeilijker of anders moet zijn, omdat het je steeds een grens over moet helpen. Daarnaast kan 'een grens overgaan' voor iemand anders juist zoiets zijn als een werkend excelspreadsheet maken. Naar Ougadougou op vakantie gaan of juist naar Roodeschool.
Ik denk dat dat passeren van een grens meer het stadium van maken is waarin jij nu met je workshop verkeert - en dat zal voor je deelnemers ook voor het grootste deel gelden.
Het woord 'klooien' wringt naar mijn gevoel echter een beetje met dat 'een grens overgaan'. Ja, je moet allicht een grens over als je denkt dat je dat niet kan, zoals jij met je voorbeelden laat zien, maar daarna en daarachter schuilt - lijkt mij - een wereld waarin klooien een doel op zich is. Is het leren en het ontwikkelen verstopt in het spelen, in het genieten, zelfs zonder dat dat leren een rechtstreeks doel is. Anders wordt 'de grens overgaan' dat 'juiste antwoord', waar je nou immers niet naar op zoek wilde.
lijkt een bewering te weerleggen die ik volgens mij niet doe: dat maken synoniem is met een grens overgaan. Wat ik wel geloof dat je in het onderwijs altijd op zoek moet zijn naar de plek der moeite zoals Luc Stevens dat noemt. Want daar gebeurt het. En voor iedereen, ook voor wie denkt dat ie alles al weet, is er altijd nog een horizon achter de horizon te ontdekken en een drempel over te gaan, in Ouagadougou of in Roodeschool. Daar is het dat je iets leert. En wat maken betreft: als je iets maakt ben je in dialoog met je materiaal, en dat materiaal biedt weerstand aan jouw wil. Dat de wereld niet precies doet wat jij wil en zich niet volledig onderwerpt aan jouw controle, dat is een belangrijk moment in het volwassen worden, van kinderen en van leraren.
BeantwoordenVerwijderen