donderdag 4 december 2014

Makered in groep 4

Al een poos volg ik @arjanvandermeij en @__pi op twitter. Zij zijn de pioniers van #makered in Nederland. Hun enthousiasme is zo aanstekelijk en ik word steeds zo blij van hun avonturen op de middelbare school waar ze met leerlingen van alles maken! Ze gebruiken daarbij allerlei technische snufjes zoals little bits, makey makey, arduino, raspberry pi, lasercutters, 3D printers en wat al niet, en hoe leuk ik het ook allemaal vind, toch lijkt het me allemaal steeds ver buiten mijn bereik. Ik heb die spullen niet, en ik ben ook een beetje bang dat ik er niet veel van zou snappen als ik ze wel had.

Maar langzaam maar zeker raak ik er steeds meer van overtuigd dat het niet om de technische middelen gaat, maar om de gedachte erachter. Het besef, dat het gewoon heerlijk is om dingen te maken, ook als je nog niet weet wat het moet worden, en om gaandeweg uit te vinden hoe je de hindernissen die je in het construeren tegenkomt kunt nemen. Dat je de kinderen daartoe de ruimte kunt geven, maar ook jezelf: jij hoeft als leraar ook niet van te voren te weten hoe alles werkt, hoe het moet, wat het moet worden en hoe het eruit moet komen te zien.

Vroeger dacht ik dat knutselen op de basisschool was: een werkje kiezen, materiaal klaarleggen, duidelijk instructie geven en dan de kinderen zover zien te krijgen dat ze jouw plan naar behoren uitvoeren. Ouders en collega's moesten - zo dacht ik - goed kunnen zien wat mijn bedoeling was geweest, en dat ik het goed had uitgelegd, aan het feit dat al die werkjes er aan het einde nagenoeg hetzelfde uitzagen. Dat idee van knutselen stond me tegen, maar ik had het me nooit eerder zo bewust gemaakt.

Sinds ik het gezichtspunt heb omarmd, dat het erom gaat dat kinderen zich vrij voelen om te experimenteren en materiaal te ontdekken en plezier te beleven aan iets maken, en dat het, zowel voor mij als voor hen, bijzaak is hoe het er tenslotte uit komt te zien, is het heerlijk om vrijdagmiddag naar het atelier te gaan.

Wat doe ik? Ik vraag de kinderen om 'schoon' afval mee te nemen - flessen, doppen, deksels, dozen, bakjes, alles waarvan ze denken: daar ga ik wat mee maken, en dan nemen we dat 's middags na de lunch mee naar het atelier. Ik zorg voor lijm, scharen, touw, elastiek, tape - en ze gaan aan de slag. Ik denk mee waar ik daartoe word uitgenodigd, en neem soms iemand mee om te laten zien hoe anderen een vergelijkbaar probleem oplossen.

Zo zag ik een keer een jongen ingespannen proberen om plastic doppen op satéprikkers te plakken met papierlijm. Dat wilde niet lukken. Anderen hadden een handboor ontdekt en samen met mij gaatjes in de doppen weten te boren, waar de prikkers doorheen konden. Ik liet het hem zien en al gauw stond hij klaar met zijn doppen om ook de boor te gebruiken.

Aan het eind nemen de kinderen de merkwaardige constructies weer mee naar de klas, waar ze aan elkaar laten zien wat ze hebben gemaakt, en er het verhaal bij vertellen. Als vanzelf praten ze over hun bouwsels als uitvinders over hun uitvindingen.

Een keer hebben we voertuigen gemaakt. Ik vraag: Er zitten geen wielen onder?
Antwoord: Nee, er komt slijm uit de bodem, daar glijdt ie op!

Na de presentaties vraag ik: Is er nog iemand ergens tegenaan gelopen waarvan hij zich afvraagt, hoe je dat zo kunnen oplossen? En is nog iemand die zegt, dat zouden we moeten hebben in het atelier, wat er nu nog niet is?

Als de uitvindsels mee naar huis gaan, vermoed ik dat collega's en ouders er niet aan af zullen kunnen zien, wat onze bezigheden in het atelier nu helemaal hebben opgeleverd. Maar de kinderen en ik weten het, en dat is ons genoeg. Met een beetje geluk vertellen ze thuis het verhaal erbij, waardoor hun werk ook daar weer tot leven komt.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten