Half vier, de laatste kinderen zijn opgehaald, ik keer terug naar mijn lokaal. Wat doe ik nu? Buig ik me over de toetsresultaten in het leerlingvolgsysteem om te kijken hoe het met mijn als taalzwak te boek staande leerling gaat? Pak ik mijn rode pen om in de schrijfsels van mijn leerlingen alle spelfouten te markeren? Ga ik schuiven met mijn leerlingen in het groepsplan en stel ik een van elke betekenis ontkleed oefenprogrammaatje op voor mijn zwakste scoorders? Breek ik mijn hoofd over de vraag hoe ik in vredesnaam de zwakke broeders en zusters tot hogere scores op kan stuwen?
Nou nee, dat doe ik niet. Ik heb een andere opvatting van goed onderwijs.
Tijdens het taalcircuit eerder op de dag neem ik de tijd om te achterhalen welke spannende geschiedenis die ene - volgens cito zwakke - leerling, met leesproblemen en ADHD, nu eigenlijk heeft neergepend, in zijn vrijwel onleesbare handschrift vol spelfouten, dat ik alleen met zijn hulp en hij met de mijne nog kan ontcijferen, ook al heeft hij het net zelf opgeschreven.
(Een opbrengstgerichte leraar, zou die die hanenpoten niet linea recta en ongelezen naar de prullenbak hebben verwezen?)
Na transcriptie neem ik de tijd om het verhaal in de pauze even uit te typen en te printen, zodat mijn schrijvertje trots kan zijn op zijn tekst, die hij na de pauze - nu onbelemmerd door zijn handschrift - verrassend vlot weet voor te lezen, ten voorstaan van de hele klas. Een primeur voor deze 'zwakke' leerling, die een opbrengstgerichte leraar vast niet in verlegenheid zou hebben willen brengen met een klassikale voorleesbeurt.
Ik vraag de schrijver of ik zijn tekst mag ophangen in de klas, zodat we er allemaal nog vaker van kunnen genieten, maar hij wil hem graag mee naar huis nemen. Hij voelt mijn verlangen zijn tekst nog in de klas te houden, hij wil me niet teleurstellen, maar toch ook heel graag zijn tekst mee naar huis nemen. Ik leg me erbij neer, grootmoedig maar best een beetje teleurgesteld, en even later komt hij, even grootmoedig, naar me toe: je mag hem wel kopiëren? Dat doen we, hij loopt met me mee naar het kopieerapparaat. Hij voelt zich gul, dat ik zijn tekst mag kopiëren. Wat een zoet gevoel moet dat zijn, ik zie het aan 'm. Ik mag de kopie op het prikbord hangen, waar iedereen zijn tekst kan zien. Met een bordje erbij, dat het van hem is.
Alles is nu anders. Waar deze jongen gebukt ging onder D- en E-scores, extra spellingshuiswerk en dyslexieonderzoek, staat nu ineens een trots kind dat geniet van wat hij helemaal zelf gemaakt heeft. Hij voelt zich fier en gul en grootmoedig. Hij is een schrijver.
De volgende dag gaat deze jongen vol ijver met de volgende uitdaging aan de slag, en komt me nu enthousiast zijn werk laten zien. De schroom en het getob zijn weggeblazen, de lucht is geklaard, de reis kan nu pas echt beginnen. De weg is vrij om te leren: leren lezen en schrijven en genieten van je eigen taal, je eigen creatieve expressie, je eigen zeggingswil. Niks te maken met het leerlingvolgsysteem.
***
Het kan toch geen vraag zijn waar je eerst naar moet kijken: naar het toestingskader van de onderwijsinspectie, naar het leerlingvolgsysteem, naar het landelijk gemiddelde, of naar wat je leerlingen van jou nodig hebben om te groeien.