De citotoets is ooit bedacht als tegenwicht tegen de ongefundeerde aannames van leraren met betrekking tot hun leerlingen. Aleid Truijens herinnerde hier onlangs nog aan in haar column in de Volkskrant.
Leraren kunnen gemakkelijk in de val trappen dat ze denken te weten hoe kinderen zijn. Ze zeggen graag: "Ik ken mijn pappenheimers". Deze vorm van zeker weten is een kwaal die veel volwassenen onopgemerkt bij zich dragen. Ze denken te weten hoe kinderen zijn, wat in hun vermogen ligt en wat hen bezielt. Grote mensen oordelen nog altijd heel gemakkelijk over wat ze denken dat kinderen beweegt en wat ze nodig hebben. Zelfs leraren vergeten vaak het kind te vragen naar zijn kijk op de zaak.
Waar komt dat door, dat volwassenen zo gemakkelijk denken te weten hoe het zit, als het om kinderen gaat? Waarschijnlijk doordat volwassenen meer macht en invloed hebben dan kinderen, en hun projecties aan kinderen kunnen opleggen zonder dat de kinderen daar verweer tegen hebben.
Kinderen zijn afhankelijk van volwassenen. Ook als die het volstrekt bij het verkeerde eind hebben, zullen de meeste kinderen toch voorkomen de relatie onder druk te zetten met verzet. De kinderen die protest aantekenen, zijn kinderen die ervaren hebben dat er nog wel eens naar ze geluisterd wordt. Miskende kinderen zijn er heel goed in hun woede over de miskenning weg te maken. Dat is nauwelijks een keuze, dat is overlevingsdrang. Dus als je als volwassene niet goed uit je doppen kijkt, heb je vaak niet eens door dat je over de eigenheid van kinderen heen walst.
Bescheidenheid is geboden. De cito kan daarbij als spiegel functioneren. Cijfers noch mensenkennis kunnen zekere kennis verschaffen. Objectiviteit en controle zijn denkbeeldig. Het gaat om het samenspel tussen de verschillende perspectieven en de dialoog daarover. Het is spijtig dat de partijen nu zo scherp tegenover elkaar staan dat er weinig ruimte lijkt te zijn voor een vruchtbare dialoog. Het is denk ik zoals het cliché zegt: de waarheid ligt in het midden.
Je zou ook kunnen zeggen: de waarheid ligt in de dialoog. Niet in één van de uitgewisselde standpunten, maar in het tegen elkaar aan schuren, het tegen elkaar afwegen, het enerzijds anderzijds dat de dialoog kenmerkt.
Het is niet of het een of het ander. Alle partijen in het debat over de 'vertoetsing' zouden er goed aan doen dat voor ogen te houden.
Eerst begrijpen, dan begrepen worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten