Trainingsdag "De kunst van het vragen stellen".
We formuleren een vraag waarop we in de loop van deze dag antwoord willen. We gaan uiteen in tweetallen om elkaar te bevragen over die vraag. Alles wat me niet helemaal helder is in de vraag van de ander probeer ik scherper te krijgen door vragen te stellen. Ik vraag naar de betekenis die een gebruikt woord heeft voor de inbrenger. Ik werp mogelijke betekenisassociaties op en ga na of zij die vindt passen bij wat ze wil zeggen. Wat is de betekenis van gebruikte aanhalingstekens? Wat is de betekenis van een schuine streep tussen twee woorden waartussen ik niet heb willen kiezen? Als ik zou moeten kiezen, welk woord zou ik dan kiezen? Zo wordt onze vraag scherper. We gaan nog niet naar een antwoord, maar blijven bij de vraag.
Tijdens de lunch bedenken we een voorbeeld, een ervaring waaruit onze vraag voortkomt. Opnieuw gaan we uiteen in tweetallen om dat verhaal in een dialoog zo concreet mogelijk uit te spinnen. Het gaat er in dit stadium alleen om, heel gedetailleerd helder te krijgen wat er in het voorbeeld precies is voorgevallen en gezegd. De kunst is nu, me te onthouden van oordelen of suggesties. Ook als me opvalt dat in de woordkeuze bepaalde onuitgesproken oordelen zitten waar ik vraagtekens bij heb, of als ik me afvraag wat dit alles in vredesnaam met de uitgangsvraag te maken heeft, moet ik daar op dit moment geen aandacht op vestigen.
Die “empathische nulstand”, zoals de gespreksleider het noemde, om daarin te blijven, het oordeel opschorten - dat vond ik hondsmoeilijk. Ik kon me nauwelijks bedwingen om precies al dat soort dingen te doen. “Ja maar, je hebt in feite helemaal geen vragen gesteld!” “Wat bedoel je met ‘de kantjes ervan aflopen’, wat wil je daarmee zeggen?”
Wat wel goed ging: de voorbeeldgever vanuit de lange inleiding, waarin hij in algemene bewoordingen de context van het verhaal schetste, met zachte dwang naar een concrete ervaring, een concreet gesprek te leiden en te proberen heel nauwkeurig naar boven te halen wat er precies gezegd was in dat gesprek.
Niet erg subtiel was: “Wil jij die vrouw eigenlijk wel echt doorgronden zoals je in je vraagstelling beweert?” Het was meer in overeenstemming met de kunst van het vragen stellen geweest als ik de inbrenger aan het slot had uitgenodigd om zelf zijn eigen uitgangsvraag toe te passen op zijn voorbeeld. Door hem daartoe uit te nodigen had hij zelf zijn eigen inzichten kunnen opdoen. Dat had hem meer opgeleverd dan dat ik hem, met enige verontwaardiging nog wel, mijn oordelen voorhield.
Als je met een antwoord komt, of met een oordeel of een tip, of een eigen ervaring waar je aan moet denken door het verhaal van de ander, dan stopt het denken. Door als vragensteller in de empathische nulstand te blijven, geef je de ander de ruimte om bij zijn eigen denken te blijven en zijn eigen gedachten te formuleren.
Dus een goede vraag is een vraag die ruimte geeft en de beweging van het denken faciliteert.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten