vrijdag 25 juni 2010

Tienminutengesprekken

Op één dag tweeentwintig flitsbeelden van evenzoveel kinderlevens. Levens van kinderen die je in de loop van het jaar hebt leren kennen, en dan, aan het eind van dat jaar even heel kort een glimp van hun leven vanuit dat andere perspectief. Het perspectief dat hun ouders blijkbaar hebben, maar ook het perspectief dat de ouders bieden door te zijn wie ze zijn, in die tien minuten.

En telkens na tien minuten schakelen, soms van een radeloze alleenstaande moeder die nog maar ternauwernood grip heeft op het bestaan naar een blakend jong stel dat zojuist nog samen een roseetje dronk op een terrasje in de zon, soms in minder extreem contrast, maar telkens weer helemaal anders. Elk kind en z'n ouders. Ik zou ze allemaal die tekst van Khalil Gibran willen laten lezen, om uiteenlopende redenen.

Maar het meest treft me toch steeds weer, hoe sommige ouders lijken te veronderstellen dat ze hun recht kunnen doen gelden over hun kind, ook als ze eigenlijk weten dat wat zij willen voorbijgaat aan het recht van het kind zelf.

Kan ik een voorbeeld geven? Jawel, maar het kost tijd om het te anonimiseren en toch concreet te houden. Ik kom erop terug.

vrijdag 18 juni 2010

Khalil Gibran On Children

And a woman who held a babe against her bosom said, 'Speak to us of Children.' And he said:
Your children are not your children.
They are the sons and daughters of life's longing for itself.
They come through you but not from you,
And though they are with you, yet they belong not to you.
You may give them your love but not your thoughts.
For they have their own thoughts.
You may house their bodies but not their souls,
For their souls dwell in the house of tomorrow, which you cannot visit, not even in your dreams.
You may strive to be like them, but seek not to make them like you.
For life goes not backward nor tarries with yesterday.
You are the bows from which your children as living arrows are sent forth.
The archer sees the mark upon the path of the infinite, and he bends you with his might that his arrows may go swift and far.
Let your bending in the archer's hand be for gladness;
For even as he loves the arrow that flies, so he loves also the bow that is stable.

Oefenen

Goed mogelijk dat die socratische aanpak waar ik me momenteel in verdiep niets anders is dan een vehikel waarmee ik het mijns inziens moeilijk begaanbare terrein van het gesprek verken. Ze is als het ware een soort dekmantel of legitimering die het me gemakkelijker maakt m'n nek uit te steken.

Ik zou me wat mal voelen als ik zou moeten zeggen: ik oefen me in het praten met andere mensen. De meeste mensen denken immers dat ze dat allang kunnen: een gesprek voeren. Dat dat bij aandachtig luisteren nogal tegenvalt, doet daar niets aan af. Een gesprek voeren, dat kan iedereen.

Nietzsche schrijft: "Hoe hoger je vliegt, hoe kleiner je lijkt voor degenen die niet kunnen vliegen." ("Je höher wir uns erheben, um so kleiner erscheinen wir Denen, welche nicht fliegen können." Morgenröte 574)

Wie niet vliegen kan denkt: ach gut, moet jij dat nog leren dan? Maar het woord "gesprek" betekent voor zo iemand iets heel anders dan voor mij.

Ook een mooie: "De grootste vijand van communicatie is voortijdig denken dat die er is." (Harry Stroeken)

Werken met kinderen

Brenifier houdt zichzelf en ons een spiegel voor. Om over na te denken.

"Iemand die moeite heeft relaties aan te gaan met volwassenen, zal er intuitief of welbewust toe neigen zich tot kinderen te wenden. Ten eerste, omdat kinderen je identiteit niet erg op de proef stellen, in zoverre je je groot en machtig voelt in hun aanwezigheid. Ten tweede, omdat kinderen je vaak zonder meer autoriteit en macht toeschrijven. Ten derde, omdat het al snel lijkt alsof je heel veel weet vergeleken bij kinderen. Ten vierde, omdat je in het werken met kinderen je kindertijd opnieuw kunt beleven en je daardoor gelukkig zult voelen tussen je kleine kameraden.

Dit is natuurlijk allemaal niet zo helder onderscheiden noch is het altijd even bewust. Friedrich Schiller heeft gezegd dat er altijd een zekere ambiguiteit is in de relatie tussen een volwassene en een kind. Als een volwassene een kind ziet stuntelen voelt hij zich in vergelijking weliswaar heel competent, sterk en machtig, maar tegelijkertijd voelt hij een zekere jaloezie bij de gedachte dat voor dit jonge wezen alle mogelijkheden nog open liggen, dat zijn leven nog voor hem ligt, wat bij de volwassene onvermijdelijk leidt tot gevoelens van spijt over een afgesloten verleden. Al zullen natuurlijk alle goede zielen die met kinderen werken heftig protesteren en zeggen dat een dergelijke jaloezie ten aanzien van die arme weerloze onschuldige kindertjes nooit in hen op zou komen."

Uit: Oscar Brenifier "Children's Questions"

vrijdag 4 juni 2010

De kunst van het vragen stellen

“Hoe kan ik betere vragen formuleren om de werkelijke gedachten van de ander te doorgronden?”
“Hoe kan ik iemand ruimte geven om zijn eigen gedachten te vertellen?”
“Hoe kan ik vragen stellen waardoor ik de ander in zijn eigenheid te zien krijg?”

Met zulke vragen gingen we aan de slag bij “De kunst van het vragen stellen.” Het waren onze eigen uitgangsvragen. Twee aan twee bevroegen we elkaar. Het ging er voorlopig niet om een antwoord te formuleren, maar om de vraag te onderzoeken en scherper te krijgen. We probeerden vragen te stellen die het denken in beweging hielden. Geen oordelen, geen bezwaren, geen tips of suggesties. Alleen maar doorvragen en helderder krijgen wat de vraag precies was.

We onderzochten onze vraag. Maar niet alleen door wat we erover bespraken leerden we iets over de kunst van het vragen stellen. Uit de manier waarop we de gedachtenwisseling in het onderzoeksgesprek ervoeren konden we ook veel leren over de kunst van het vragen stellen. Wat waren nu de dingen waardoor ik het gevoel had dat de ander mijn werkelijke gedachten wilde doorgronden? Wat zei en deed mijn gesprekspartner dat me de ruimte gaf om mijn eigen gedachten te vertellen? Voel ik nu dat ik in mijn eigenheid werkelijk gezien ben? En wat was het nu in de manier waarop we erover praatten dat dat al dan niet het geval was? Niet alleen het denken maar ook het gevoel vertelden ons iets over wat werkt.

Daarbij ontdekten we allemaal dat alleen al het simpele feit dat iemand onze gedachten opschreef en doorvroeg op details, zonder ons te onderbreken, zonder te oordelen, zonder met oplossingen te komen of suggesties te doen, een ongelofelijk effect had.

En zo oefenden we ons in de kunst van het vragen

donderdag 3 juni 2010

De empathische nulstand

Trainingsdag "De kunst van het vragen stellen".

We formuleren een vraag waarop we in de loop van deze dag antwoord willen. We gaan uiteen in tweetallen om elkaar te bevragen over die vraag. Alles wat me niet helemaal helder is in de vraag van de ander probeer ik scherper te krijgen door vragen te stellen. Ik vraag naar de betekenis die een gebruikt woord heeft voor de inbrenger. Ik werp mogelijke betekenisassociaties op en ga na of zij die vindt passen bij wat ze wil zeggen. Wat is de betekenis van gebruikte aanhalingstekens? Wat is de betekenis van een schuine streep tussen twee woorden waartussen ik niet heb willen kiezen? Als ik zou moeten kiezen, welk woord zou ik dan kiezen? Zo wordt onze vraag scherper. We gaan nog niet naar een antwoord, maar blijven bij de vraag.

Tijdens de lunch bedenken we een voorbeeld, een ervaring waaruit onze vraag voortkomt. Opnieuw gaan we uiteen in tweetallen om dat verhaal in een dialoog zo concreet mogelijk uit te spinnen. Het gaat er in dit stadium alleen om, heel gedetailleerd helder te krijgen wat er in het voorbeeld precies is voorgevallen en gezegd. De kunst is nu, me te onthouden van oordelen of suggesties. Ook als me opvalt dat in de woordkeuze bepaalde onuitgesproken oordelen zitten waar ik vraagtekens bij heb, of als ik me afvraag wat dit alles in vredesnaam met de uitgangsvraag te maken heeft, moet ik daar op dit moment geen aandacht op vestigen.

Die “empathische nulstand”, zoals de gespreksleider het noemde, om daarin te blijven, het oordeel opschorten - dat vond ik hondsmoeilijk. Ik kon me nauwelijks bedwingen om precies al dat soort dingen te doen. “Ja maar, je hebt in feite helemaal geen vragen gesteld!” “Wat bedoel je met ‘de kantjes ervan aflopen’, wat wil je daarmee zeggen?”

Wat wel goed ging: de voorbeeldgever vanuit de lange inleiding, waarin hij in algemene bewoordingen de context van het verhaal schetste, met zachte dwang naar een concrete ervaring, een concreet gesprek te leiden en te proberen heel nauwkeurig naar boven te halen wat er precies gezegd was in dat gesprek.

Niet erg subtiel was: “Wil jij die vrouw eigenlijk wel echt doorgronden zoals je in je vraagstelling beweert?” Het was meer in overeenstemming met de kunst van het vragen stellen geweest als ik de inbrenger aan het slot had uitgenodigd om zelf zijn eigen uitgangsvraag toe te passen op zijn voorbeeld. Door hem daartoe uit te nodigen had hij zelf zijn eigen inzichten kunnen opdoen. Dat had hem meer opgeleverd dan dat ik hem, met enige verontwaardiging nog wel, mijn oordelen voorhield.

Als je met een antwoord komt, of met een oordeel of een tip, of een eigen ervaring waar je aan moet denken door het verhaal van de ander, dan stopt het denken. Door als vragensteller in de empathische nulstand te blijven, geef je de ander de ruimte om bij zijn eigen denken te blijven en zijn eigen gedachten te formuleren.

Dus een goede vraag is een vraag die ruimte geeft en de beweging van het denken faciliteert.