Voor de maandagmiddag had ik een gespreksactiviteit gepland in het logboek (in de digitale Horeb). Met vier kinderen zou ik een gesprek voeren over het thema familie. Aanleiding voor het gesprek zou een tekening zijn die alle kinderen ´s morgens maakten van hun familie. Ik vroeg ze ook er een zin bij te schrijven, al hebben ze officieel pas zes weken lees- en schrijfonderwijs en kennen ze nog niet alle letters.
Het eerste gesprekje heeft plaatsgevonden en nu schrijf ik mijn reflectieverslag over de vier kinderen uit dat gespreksgroepje, ook weer in het logboek. Direct wordt duidelijk waar het instrument goed voor is. Al schrijvende kom ik tot het ene inzicht na het andere. Terwijl ik beschrijf wat ik gezien heb, word ik me bewust van de ontwikkelingsfase waarin elk van deze kinderen zich bevindt.
De één tekent harkpoppetjes in klare lijn, zonder enig detail, zonder enig kenmerk dat het ene familielid onderscheidt van het andere. De ander tekent zeer gedetailleerd, met verschillen in lichaamslengte, haardracht en kleur van de ogen, en met attributen als een stok, een bril, een rolstoel. De één zet geen letter op papier, de ander schrijft onbevangen alle lijntjes vol en vertaalt blijmoedig wat daar staat als blijkt dat ik niet alles kan ontcijferen.
Doordat ik schrijf, sta ik er ook bij stil dat het gesprek nog niet het soort gesprek was dat ik nastreef, dat ik zelf teveel aan het woord ben geweest, en dat ik de volgende keer beter eerst de kinderen eens kan vragen elkaars tekeningen te bekijken en er elkaar vragen over te stellen.
Volgende keer ga ik weer zo´n gesprek doen, met vier andere kinderen, en dan weet ik weer wat beter waar ik op kan letten, bij mezelf en bij de kinderen. Dan schrijf ik ook daarover weer een reflectieverslag en op basis daarvan scherp ik mijn voornemens voor het daaropvolgende gesprek weer aan.
De kinderen groeien en ik groei ook. Ieder van ons in zijn eigen zone van naaste ontwikkeling.
En dan nog, als bouwcoördinator, de doeners in mijn onderbouwteam meekrijgen. Daarover een andere keer.
woensdag 26 oktober 2011
vrijdag 21 oktober 2011
Vakliteratuur en stofnesten
Herfstvakantie. Aan de vooravond van een nieuwe periode met een nieuw ontwikkelingsgericht thema in groep 3. Brainstormen, plannen smeden, vakliteratuur lezen over ZLKLS, over gespreksactiviteiten, over lees- en schrijfactiviteiten, over hoeken en rollenspel, me verder oriënteren binnen het plannings- en registratiesysteem horeb, een uitstapje voorbereiden, voorleesboeken en zelfleesboeken zoeken bij het thema en ze lezen, reflecteren op mijn eigen associaties bij het thema (het thema is "Mijn Familie", godbeter't). Kortom, me inhoudelijk voorbereiden op een doortimmerd onderwijsaanbod voor de komende periode.
Ik zet me schrap en ga niet naar school deze week. Vakantie, weet je wel. Reculer pour mieux sauter. Mijn collega met wie ik de groep draai - mijn 'duopartner', zoals dat heet - is wel gegaan, al drie dagen achtereen. En morgen gaat ze ook nog. Ze stofzuigt in de hoeken, sopt de tafeltjes, vult de lijmpotjes, controleert welke stiften het nog doen, slijpt de kleurpotloden, verbetert de inrichting. En ja, ook zij heeft een jong gezin.
Voel ik me schuldig?
Voor mij ligt de prioriteit bij de inhoud. Maar ondertussen zijn wel de stiften uitgedroogd en de punten van de potloden gebroken, de lijmpotjes zijn gaan lekken en de speelhoeken tot stofnesten verworden. Geen tijd voor gehad.
Maar als juffen zo'n enorm aandeel van de tijd die hen tot beschikking staat besteden aan huishoudelijke zaken, wie waakt er dan over de inhoud?
Ik zet me schrap en ga niet naar school deze week. Vakantie, weet je wel. Reculer pour mieux sauter. Mijn collega met wie ik de groep draai - mijn 'duopartner', zoals dat heet - is wel gegaan, al drie dagen achtereen. En morgen gaat ze ook nog. Ze stofzuigt in de hoeken, sopt de tafeltjes, vult de lijmpotjes, controleert welke stiften het nog doen, slijpt de kleurpotloden, verbetert de inrichting. En ja, ook zij heeft een jong gezin.
Voel ik me schuldig?
Voor mij ligt de prioriteit bij de inhoud. Maar ondertussen zijn wel de stiften uitgedroogd en de punten van de potloden gebroken, de lijmpotjes zijn gaan lekken en de speelhoeken tot stofnesten verworden. Geen tijd voor gehad.
Maar als juffen zo'n enorm aandeel van de tijd die hen tot beschikking staat besteden aan huishoudelijke zaken, wie waakt er dan over de inhoud?
Labels:
beroepsopvattingen,
onderwijs
woensdag 19 oktober 2011
Hester op de berg Horeb
Herfstvakantie. Woensdag, de kinderen naar de opvang. Eerste echte moment van reflectie sinds mijn start op De Kleine Reus, een Amsterdamse basisschool voor ontwikkelingsgericht onderwijs. Niet alleen als deeltijd groepsleerkracht van één van de groepen 3, maar ook als coördinator van de onderbouw.
Ik geniet van de energie in het team, de betrokkenheid, de wakkerheid, de wil om zich te ontwikkelen. Regelmatig heb ik de sensatie alsof ik teveel zuurstof binnen krijg. Zuivere lucht! En iedereen krijgt hier de ruimte om zijn eigen ontwikkelingsproces door te maken. Niet alleen de kinderen, maar ook de collega's worden steeds uitgedaagd in wat Vygotsky noemt: de zone van de naaste ontwikkeling.
Dit jaar werkt het team van De Kleine Reus voor het eerst met de digitale HOREB. Het is een belangrijk hulpmiddel bij het ontwerpen van ontwikkelingsgericht onderwijs. Onderwijs dat je niet vormgeeft met je neus in de methodehandleiding, maar met al je zintuigen gericht op de kinderen. Wat kunnen ze, wat willen ze, wat is de volgende stap. Steeds een stap verder de wereld in.
Het instrument HOREB bestaat uit een complex van formulieren voor observatie, registratie en evaluatie van de activiteiten die je met de kinderen ontwikkelt binnen de context van een thema.
Hoewel het team al een aantal jaren ontwikkelingsgericht onderwijs geeft, roept het digitale instrument bij een aantal collega's fikse weerstand op. Ook en juist bij hele goede leerkrachten, echte onderwijsdieren die het ambacht zozeer in de vingers zit dat ze niet goed kunnen zeggen hoe ze het doen, waarom ze doen wat ze doen. Ze doen de hele dag niet anders dan observeren, registreren, evalueren en op grond daarvan steeds het onderwijsaanbod bijstellen. Intuïtief. Maar vraag ze niet dat allemaal te analyseren en uit te schrijven in een digitaal systeem. Ze lijken HOREB niet te ervaren als een hulpmiddel maar als een onevenredige belasting die ten koste gaat van het echte werk in de groep.
Ik twijfel.
Enerzijds heb ik het grootste respect voor de onuitgesproken, praktische wijsheid en de volledig geïnternaliseerde vakkennis van de ambachtsvrouw die een goede juf is. Zelf meer denker dan doener, kan ik met jaloerse bewondering toekijken hoe zo'n intuïtieve juf met haar groep aan het werk is. Niet storen met complexe cerebrale registratiesystemen, denk ik dan.
Anderzijds ben ik ervan overtuigd dat de kwaliteit van het onderwijs er enorm op vooruit zal gaan als je bij de aanvang van elke nieuwe periode expliciet maakt wat je van plan bent te gaan doen, je afvraagt welke doelen je daarmee voor ogen hebt, gaandeweg je plannen bijstelt op basis van wat je ziet bij de kinderen, en aan het eind checkt wat er van je vooropgezette doelen terecht is gekomen. Het expliciet verwoorden maakt althans het onderwijs dat ik zelf vormgeef onmiskenbaar beter.
Schrijven is voor mij niet verslag leggen of verantwoording afleggen, maar mijn gedachten ordenen, voor mezelf, ten bate van mijn onderwijsaanbod. Zo zie ik HOREB: als een instrument dat mij helpt scherp te stellen, te focussen, mijn plannen toe te spitsen. Dat doet het, doordat het mij vragen stelt, waarop ik een antwoord moet formuleren. Je zou het ook kunnen noemen, mijn ontwikkelingsgericht geweten.
Ik geniet van de energie in het team, de betrokkenheid, de wakkerheid, de wil om zich te ontwikkelen. Regelmatig heb ik de sensatie alsof ik teveel zuurstof binnen krijg. Zuivere lucht! En iedereen krijgt hier de ruimte om zijn eigen ontwikkelingsproces door te maken. Niet alleen de kinderen, maar ook de collega's worden steeds uitgedaagd in wat Vygotsky noemt: de zone van de naaste ontwikkeling.
Dit jaar werkt het team van De Kleine Reus voor het eerst met de digitale HOREB. Het is een belangrijk hulpmiddel bij het ontwerpen van ontwikkelingsgericht onderwijs. Onderwijs dat je niet vormgeeft met je neus in de methodehandleiding, maar met al je zintuigen gericht op de kinderen. Wat kunnen ze, wat willen ze, wat is de volgende stap. Steeds een stap verder de wereld in.
Het instrument HOREB bestaat uit een complex van formulieren voor observatie, registratie en evaluatie van de activiteiten die je met de kinderen ontwikkelt binnen de context van een thema.
Hoewel het team al een aantal jaren ontwikkelingsgericht onderwijs geeft, roept het digitale instrument bij een aantal collega's fikse weerstand op. Ook en juist bij hele goede leerkrachten, echte onderwijsdieren die het ambacht zozeer in de vingers zit dat ze niet goed kunnen zeggen hoe ze het doen, waarom ze doen wat ze doen. Ze doen de hele dag niet anders dan observeren, registreren, evalueren en op grond daarvan steeds het onderwijsaanbod bijstellen. Intuïtief. Maar vraag ze niet dat allemaal te analyseren en uit te schrijven in een digitaal systeem. Ze lijken HOREB niet te ervaren als een hulpmiddel maar als een onevenredige belasting die ten koste gaat van het echte werk in de groep.
Ik twijfel.
Enerzijds heb ik het grootste respect voor de onuitgesproken, praktische wijsheid en de volledig geïnternaliseerde vakkennis van de ambachtsvrouw die een goede juf is. Zelf meer denker dan doener, kan ik met jaloerse bewondering toekijken hoe zo'n intuïtieve juf met haar groep aan het werk is. Niet storen met complexe cerebrale registratiesystemen, denk ik dan.
Anderzijds ben ik ervan overtuigd dat de kwaliteit van het onderwijs er enorm op vooruit zal gaan als je bij de aanvang van elke nieuwe periode expliciet maakt wat je van plan bent te gaan doen, je afvraagt welke doelen je daarmee voor ogen hebt, gaandeweg je plannen bijstelt op basis van wat je ziet bij de kinderen, en aan het eind checkt wat er van je vooropgezette doelen terecht is gekomen. Het expliciet verwoorden maakt althans het onderwijs dat ik zelf vormgeef onmiskenbaar beter.
Schrijven is voor mij niet verslag leggen of verantwoording afleggen, maar mijn gedachten ordenen, voor mezelf, ten bate van mijn onderwijsaanbod. Zo zie ik HOREB: als een instrument dat mij helpt scherp te stellen, te focussen, mijn plannen toe te spitsen. Dat doet het, doordat het mij vragen stelt, waarop ik een antwoord moet formuleren. Je zou het ook kunnen noemen, mijn ontwikkelingsgericht geweten.
donderdag 6 oktober 2011
Wat blijft het stil?
Het is even stil op mijn blog. Dat komt omdat ik met een nieuwe baan ben begonnen op De Kleine Reus, een basisschool voor ontwikkelingsgericht onderwijs in Amsterdam, als groepsleerkracht en als lid van het managamentteam c.q. coordinator van de onderbouw. Dat is een groot genoegen en het vreet me - even - helemaal op.
Om te schrijven is afstand nodig. Tijd om een paar stappen achteruit te doen en van een afstandje te bekijken wat er nu eigenlijk gaande is in het onderwijs, heb ik sinds juli niet gehad. Dat komt weer. Dan hoor je weer van mij.
Als je me mist: aan twitteren kom ik wel toe.
Zie aldaar.
Abonneren op:
Posts (Atom)