donderdag 21 oktober 2010

Dansende ADHD'ers

En dan is er de kwestie van de ADHD'ers. Er wordt vaak gezegd dat de enorme vlucht die deze gedragsstoornis (en de medicalisering ervan) heeft genomen enerzijds is toe te schrijven aan de information overload en anderzijds ook aan de afnemende tolerantie bij moderne volwassenen die het altijd druk druk druk hebben in de hectische eenentwintigste eeuw. Met de suggestie dat er met die arme kinderen zelf eigenlijk niet zoveel aan de hand is.

Het klinkt plausibel, maar toch ook te gemakkelijk. Want dat sommige kinderen een gedragsstoornis hebben, al dan niet ge-etiketteerd als ADHD of een stoornis in het autistisch spectrum, heb ik bij herhaling met eigen ogen in de klas kunnen waarnemen. En al zou het onaangepaste gedrag een kwestie van nurture zijn - waar ik altijd bij voorkeur vanuit ga omdat dat ruimte laat voor verbetering - dan nog is daarmee niet zo gemakkelijk te zeggen welke factoren in de omgeving het precies zijn die het gedrag veroorzaken.

De onderwijsinnovatiegoeroe Sir Ken Robinson gaat zover, te suggereren dat kinderen die niet stil kunnen zitten misschien wel gefrustreerde dansers zijn, die een uitzonderlijk talent voor bewegingskunst hebben dat, ocharm, door het rigide onderwijssyteem onderdrukt wordt. En de oplossing voor deze onaangepaste kinderen zou dan zijn, dat ze onderwijs in de kunstvakken zouden krijgen.

Nu werk ik op een kunstmagneetschool, een basisschool waar alle kinderen van groep 1 tot en met 8 dansles en dramales krijgen, en ook muziek en beeldende vorming, van vakdocenten. En het zijn precies de kinderen die in de klas niet stil kunnen zitten en zich niet kunnen concentreren op hun werk, die vaak volledig uit de bocht vliegen tijdens de dans- en dramales. Het is allerminst het geval dat deze kinderen daar eindelijk aan hun trekken komen wat hun behoefte aan bewegen betreft. Zij kunnen het minst van al omgaan met de losse structuur die deze lessen, in ruimten zonder stoelen en tafels, kenmerkt.

Als ik kijk naar de ADHD'ers die ik in de loop der jaren in mijn onderwijspraktijk heb leren kennen, dan springt het meest in het oog dat deze kinderen niet om kunnen gaan met de grotere mate van vrijheid die ze wordt toevertrouwd in het hedendaagse onderwijs. De tijd is voorbij dat de kinderen twee aan twee met hun neus naar het bord zitten en stilzwijgend de informatie absorberen die de onderwijzer bij de kinderen naar binnen giet. Niet alleen tijdens de kunstvakken krijgen de kinderen de ruimte om zelf iets vorm te geven en te scheppen, maar ook in de taalles is regelmatig gelegenheid om in klein groepsverband iets te bespreken, en bij rekenen gaan kinderen soms de hele school door om een plattegrond van het gebouw te tekenen.

Dat vraagt een grote mate van verantwoordelijkheidsgevoel en zelfbeheersing en focus, en sommige kinderen kunnen die niet opbrengen. Die hebben een leerkracht nodig die strakke kaders aangeeft en precies duidt wat er van hen verwacht wordt. Alleen binnen de veiligheid van een vast omlijnde opdracht zijn zulke kinderen in staat om de aangeboden leerstof te verwerken en vervolgens zelf iets voort te brengen. Samenwerken met klasgenoten in een vrije situatie is voor zulke kinderen een vrijwel onmogelijke opgave.

Wat de oorzaak is van dit gebrek aan zelfbeheersing en focus blijft de vraag, maar dat sommige kinderen een dergelijk gebrek hebben, staat wel vast. Ik ben de eerste die op de barricaden gaat voor het recht zich niet te conformeren, en ik heb een warm en ruim hart voor de eindeloze veelvormigheid waarin mensen zich ontwikkelen en uiten. Ik noem het zelfs zonder voorbehoud: liefde, en het is een liefde die veel verder gaat dan tolerantie.

Maar waar het hier over gaat is niet zomaar leuk afwijkend gedrag dat je op waarde moet leren schatten. Het is een onvermogen dat kinderen in de weg staat om aansluiting te vinden bij de groep, en waar kinderen onder lijden. Want ieder mens verlangt naar verbondenheid met anderen.

woensdag 20 oktober 2010

Wat hetzelfde blijft

Natuurlijk is het belangrijk dat het onderwijs de waarde van verschillen in het oog houdt, en ruimte laat aan de veelvormigheid van manieren waarop kinderen zich ontwikkelen, zoals Sir Ken Robinson bepleit. Ik geloof overigens dat onderwijsmensen dat al minstens honderd jaar roepen, sinds Maria Montessori en Helen Parkhurst.

Naast die eindeloze veelvormigheid van kinderen is er dan nog de "snel veranderende maatschappij" (bijna 25.000 hits op Google) waarin we zouden leven en die er aan het einde van de week al weer helemaal anders uit kan zien. Robinson lijkt dit geloofsartikel ook te onderschrijven. Het wordt dikwijls uit de kast gehaald om het streven naar kennisoverdracht als hopeloos achterhaald te kunnen afserveren.

Die focus op snel aanpassingsvermogen en flexibiliteit is echter een economisch ideaal, en zou als zodanig niet zomaar mogen worden geadopteerd als leidinggevend principe in het onderwijs. Zeker niet door verkondigers van zogeheten ecologische pedagogiek en duurzaam onderwijs. Of doen ze dat ook niet? Dat is me nog niet helemaal helder.

Als je de hype van de snel veranderende maatschappij even terzijde schuift, en met je eigen ogen kijkt naar de wereld waarin onderwijzers kinderen inleiden, dan zie je dat er heel veel dingen zijn die over een hele lange periode hetzelfde blijven. En het zijn vaak juist die dingen die kinderen op de basisschool leren, of zouden moeten leren.

Klokkijken op een analoge en digitale klok, maateenheden gebruiken voor lengte en gewicht, inhoud en oppervlakte berekenen, inzicht krijgen in de getalstructuur en het geldsysteem, woordenschat en spellingsgeweten ontwikkelen en welgevormde zinnen leren maken, technisch en begrijpend lezen. De seizoenen, de werelddelen, de dagen van de week en de maanden van het jaar. Wat is het verschil tussen een heuvel en een berg, een rivier en een kanaal, een zee en een oceaan, een loofboom en een naaldboom, een zoogdier en een vis.

Het zijn allemaal dingen die even belangrijk zijn als honderd jaar geleden, die niet of nauwelijks veranderd zijn en die ook in de komende honderd jaar niet fundamenteel zullen veranderen. Het is kennis van de gebruiken van de grotemensenwereld die je moet beheersen wil je je daarin straks onafhankelijk kunnen bewegen en je er kritisch toe kunnen verhouden.

Ik ben het met Robinson eens dat onderwijsmensen erover na moeten denken hoe ze kunnen voorkomen dat kinderen hun onafhankelijkheid van geest verliezen. Maar om afwijkend denken vruchtbaar te maken heb je daarnaast kennis van de gangbare manieren van denken nodig. En ook dat behoort tot de opdracht van het onderwijs, dat we er zorg voor dragen dat kinderen, als ze de school verlaten, over die kennis beschikken.

Ideas worth spreading

Via LinkedIn stuitte ik op de betogen van Sir Ken Robinson, iemand die van alles te zeggen heeft over het huidige onderwijssysteem en wat daar volgens hem aan zou moeten veranderen. De video's zijn online gezet door TED, een organisatie die "ideas worth spreading" op deze wijze wereldkundig maakt. Die noemer is goed gekozen. Ideeën die tot denken bewegen zijn alleen al om die reden het verspreiden waard, juist ook als ze prikkelen tot kanttekeningen.

Robinson typeert het huidige onderwijssysteem als een fastfoodketen. Overal in de wereld kun je een hamburger halen bij MacDonalds, en die zal overal precies hetzelfde smaken. Het streven van fastfoodketens is eenvormigheid, en volgens Robinson leidt ook het huidige onderwijssysteem tot eenvormigheid. Volgens Robinson is het onderwijs zoals het nu is er eenzijdig op gericht academici af te leveren, alsof dat het enige soort mensen is dat deugt.

Ik geef Robinson gelijk als hij beweert dat het onderwijs resulteert in gelijkvormigheid. Maar dat het hoogste streven van onderwijsinstellingen is, academici voort te brengen, lijkt me onjuist. Zelfs universiteiten bieden niet langer een passende omgeving voor rechtgeaarde intellectuelen. De uniformiteit in het mensbeeld dat het onderwijs uitdraagt - tot de universiteiten aan toe - is veeleer het gevolg van eenzijdig marktdenken.

Robinson houdt een pleidooi voor kunstonderwijs. Hij wijst erop dat kinderen op school systematisch "divergent thinking" wordt afgeleerd, en de remedie daartegen zou onder meer kunstonderwijs zijn. Misschien is dat juist. Echter, intellectuele arbeid en filosofische reflectie (academische vaardigheden) zijn niet tegengesteld aan creatieve vakken, maar zijn er onderdeel van. Filosofie is bij uitstek een vak dat afwijkend denken stimuleert en koestert.

Picasso zou gezegd hebben dat alle kinderen kunstenaars zijn, en dat de moeilijkheid is, kunstenaar te blijven zodra je opgroeit. Iets soortgelijks zou je kunnen zeggen over filosofie. Alle kinderen zijn filosofen, maar de meeste leren het af om zich overal over te verwonderen, want dat brengt geen brood op de plank, en veel grote mensen vinden het domweg irritant, al dat gevraag.

Een fundamenteel probleem in het onderwijs is de eenvormigheid van het geïmpliceerde mensbeeld en de afwezigheid van reflectie daarop. Maar als je die eenvormigheid zou willen karakteriseren dan zou ik zeggen dat het niet de academische mens maar veeleer de lucratieve mens is, die het onderwijs op het oog heeft.

Hoe het ook zij, welk model ook impliciet wordt nagestreefd met de vorming die het onderwijs biedt, het probleem zit hem in de eenzijdigheid, en de oplossing is te vinden in oog voor de waarde van veelvormigheid.

woensdag 6 oktober 2010

Voldoening

"Mensen vinden voldoening in het uitoefenen van hun verwezenlijkte vermogens (hun aangeboren of gevormde bekwaamheden), en die voldoening wordt groter naarmate het vermogen meer wordt verwezenlijkt en in complexiteit toeneemt."

(John Rawls A theory of justice)