woensdag 18 november 2020

Obama's leap of faith

Gisteren sprak Tommy Wieringa met Barack Obama. Veel mensen zullen het gezien hebben, want Obama is een figuur van wie we een hoopvol verhaal verwachten.

Aan het eind van het gesprek zei hij: Iets zegt me dat er in ons iets is dat ons helpt het goede van het kwade te onderscheiden.

Hij zei: Ik kan dat niet bewijzen, dat is bijna een 'leap of faith', maar het is waarnaar ik leef en waarnaar ik handel.

In mijn onderzoekswerk heb ik het over bezieling en over 'luisteren naar je hart'. Daarmee probeer ik net zoiets tot uitdrukking te brengen. Volgens mij is er in ons iets dat resoneert met de mensen en dingen die op ons pad komen, een snaar die soms geraakt wordt. Iets dat ons aanspreekt en ons een richting suggereert: ga die kant maar op.

Wetenschappelijk is zoiets niet aan te tonen, je kunt het niet verklaren of voorspellen of in kaart brengen. Maar er zijn nu eenmaal dingen waar de wetenschap niets over kan zeggen, die toch van betekenis zijn voor ons mensen. Die probeer ik te beschrijven. 

Om de stem van het hart als gids te beluisteren, en te geloven dat dat iets van waarde is, dat vraagt om een 'leap of faith', een sprong van vertrouwen. De ondertitelaar van het interview met Obama maakte van Obama's leap of faith: 'speculaties', maar dat is iets heel anders.

Een leap of faith, dat is, dat je een sprong waagt, om ook al heb je geen garanties of bewijzen, erop te vertrouwen dat het zo is en daar je leven naar in te richten en je in je handel en wandel door te laten leiden. Dat je hart je ingeeft wat je te doen staat.

Maar inderdaad, dat vraagt om een grote sprong over een diepe afgrond. Een afgrond van rationalisaties en cynisme. En je weet nooit of je de andere kant zult halen. Dat blijft elke keer weer een waagstuk. Een prachtig risico.

P.S. Misschien denk je, maar dat is irrationeel - hoe kan een onderzoeker zich met zoiets bezighouden? 

Versta me goed, ik ben een groot voorstander van integer en zorgvuldig denken en ik vind het heel belangrijk dat als je iets beweert, je steeds zo goed en navolgbaar mogelijk probeert te onderbouwen wat je zegt. Maar ik denk ook dat de uiterste consequentie van het rationele denken is, dat je tot de conclusie moet komen dat de ratio niet alles kan vatten wat zich in de ervaring aandient. Dus dat je, uit een verlangen recht te doen aan de ervaring, geen andere keus hebt dan de sprong te wagen voorbij het bewijsbare, verklaarbare, voorspelbare waar de wetenschap zich toe beperkt. Een 'leap of faith'.



zondag 13 september 2020

Geluk onder druk

 Het Trimbos instituut bracht onlangs een rapport uit getiteld Geluk onder druk. Het gaat over ‘het mentaal welbevinden van jonge mensen’. In het onderwijs wordt daar veel waarde gehecht. Ik zie natuurlijk ook graag dat kinderen zich goed voelen. Toch vraag ik me af of er niet teveel druk gezet wordt op je goed moeten voelen, goed in je vel moeten zitten. Is dat niet precies wat zo deprimerend en stressvol is?


Er circuleert op sociale media een spreuk: je mag van mij alles worden wat je wil, als je maar gelukkig wordt. Als ik die spreuk tegenkom dan denk ik altijd: en als iemand nu eens niet gelukkig is? Mag die dan ook blijven? Of moet dat dan zo snel mogelijk opgelost worden?

Dat is één.

Een tweede is, dat er over welbevinden wordt gesproken alsof het maakbaar is. Alsof met de juiste interventies de juiste mate van welbevinden kan worden bereikt. Dus als je je niet goed voelt dan schiet je tekort, of je leraar schiet tekort. 

Als er een pil zou bestaan die ervoor zou zorgen dat bij alle kinderen het welbevinden voortaan permanent geregeld zou zijn - zonder bijwerkingen - zou dat ethisch verantwoord zijn? En sterker nog: zou dat pedagogisch wenselijk zijn?

Dat brengt me op het volgende: gaat het in het leven om ‘je goed voelen’ of om ‘goed voelen’? Gaat het om gezondheid of om ethiek?

Als je goed voelt wat er aan de hand is, dan voel je soms ook dat het níet goed is, dat iets niet in de haak is. Soms is er verdriet of boosheid of pijn. Die gevoelens hebben je ook iets te zeggen. Boosheid kan je bijvoorbeeld bewust maken van wat je het meest van al aan het hart gaat. Boosheid kan je oproepen om op te staan tegen onrecht. Verdriet kan een uitdrukking zijn van je liefde voor iets dat verloren gaat. Angst kan ingegeven zijn door de zorg die je wil dragen voor iets kwetsbaars dat in jouw ogen van grote waarde is. Gevoelens brengen je in contact met je ethische waarden.

Welbevinden is een psychologische term die de kwestie beperkt tot het niveau van de gezondheid: lekker in je vel zitten. Maar is dat niet een beetje oppervlakkig? Daaronder zit een diepere, existentiële laag, het morele gevoel. Een gevoel dat maakt dat je het appel kunt horen dat je ertoe oproept om de dingen met aandacht en zorg te doen. 

Als er iets is wat een jong mens voor burnout en depressie kan behoeden, dan is het het  gevoel dat je voor iets of iemand buiten jezelf van betekenis kan zijn. 

Wat hebben wij op scholen te doen? Niet per se zorgen dat de kinderen lekker in hun vel zitten. Iemand kan ook heel lekker in z’n vel zitten terwijl hij zich niets van zijn omgeving aantrekt. Waar het om begonnen is, is niet welbevinden. Het is onze pedagogische opdracht om bij kinderen het verlangen te prikkelen om zich te verbinden aan een of andere goede zaak, hoe bescheiden ook, waar zij zelf in vrijheid voor kiezen. Wij hebben hen daarin uit te dagen, op weg te helpen en te bemoedigen. 

zaterdag 8 december 2018

De ervaring beschrijven, wat heb je daaraan? Fenomenologie van de onderwijspraktijk

Waar zijn onderwijsonderzoekers en -adviseurs voor? Velen lijken hun taak zo op te vatten, dat ze leraren moeten vertellen wat goed onderwijs is en dat ze ze moeten helpen om goed onderwijs te geven. Ik heb een ander beeld van wat mijn opdracht als onderwijsonderzoeker is. Volgens mij weten leraren vrij aardig wat goed onderwijs is en verdienen ze meer vertrouwen en meer ruimte om hun verantwoordelijkheid daarin te nemen. Wat leraren te doen staat, te beoordelen wat de situatie van moment tot moment van ze vraagt, dat is aan hen. 

Wat ik als onderzoeker probeer, is een ruimte scheppen waarin het appel dat leraren om een antwoord vraagt, gehoord kan worden. Het appel van de kinderen die, met dat ze kinderen zijn, om onderwijs vragen en om hulp om in de wereld hun plek te vinden. Vervolgens kan ik alleen maar hopen dat leraren naar dat appel zullen luisteren en zich niet langer van de wijs laten brengen door de innovatiegekte. Waartoe dat appel ze concreet oproept? Dat weet ik niet. Dat is elke keer weer anders en onvoorspelbaar en het is van moment tot moment aan de leraar in kwestie om te beoordelen wat te doen. Daar ga ik niet over.

Ik moet hieraan denken omdat me bij herhaling gevraagd wordt: Hoezo is dat fenomenologisch onderzoek naar de ervaring van leraren wat jij doet, behulpzaam bij het versterken van hun handelen? Hoe ga jij met jouw onderzoek het handelen versterken? Wat voor interventies ga jij plegen? Wat voor acties ga je met die leraren ontwerpen, waar de onderwijspraktijk beter van wordt?

En dan denk ik: dat weet ik niet en dat is ook niet aan mij. Ik ben als onderzoeker niet degene die komt vertellen hoe het moet. Ik kom geen gereedschappen of handelingsadviezen aandragen. Ook niet straks, als ik naar ik hoop via fenomenologisch onderzoek in woorden heb weten te vangen wat het wezenlijke in de ervaring van leraren lijkt te zijn.

Wat ik hoop, is dat leraren door met elkaar gesprekken te voeren over de gebeurtenissen die hen toevallen en door die gebeurtenissen samen heel zorgvuldig en aandachtig onder de loep te nemen, steeds meer oog krijgen voor het appel dat die gebeurtenissen op hen doen om keuzes te maken en te beoordelen hoe te handelen. Dat ze met andere woorden hun pedagogische sensitiviteit terug herkennen, die maakt dat ze ontvankelijk zijn voor wat de onvoorspelbare gebeurtenissen die hen dagelijks overkomen van ze vragen. En wat ze dan te doen staat? Dat moeten ze op dat moment beoordelen, ieder voor zich. Daar is geen receptenboek voor. Ook niet later.

Die kwetsbaarheid onderkennen, dat ongewisse omarmen, daarvoor met leraren woorden vinden die recht doen aan hun ervaring, in de hoop dat zij er steeds meer zelf de aandacht op zullen gaan vestigen van onderzoekers, adviseurs en beleidsmakers die alsmaar met interventies, innovaties en adviezen klaar staan, en in de hoop dat ze zich krachtig zullen gaan verhouden tot de gangbare praktijken en onverwachte gebeurtenissen in hun scholen, afgaand op hun eigen innerlijk kompas - dat is wat ik op het oog heb.

Mag dat ‘doorwerking in de onderwijspraktijk’ heten?