Wat ik als onderzoeker probeer, is een ruimte scheppen waarin het appel dat leraren om een antwoord vraagt, gehoord kan worden. Het appel van de kinderen die, met dat ze kinderen zijn, om onderwijs vragen en om hulp om in de wereld hun plek te vinden. Vervolgens kan ik alleen maar hopen dat leraren naar dat appel zullen luisteren en zich niet langer van de wijs laten brengen door de innovatiegekte. Waartoe dat appel ze concreet oproept? Dat weet ik niet. Dat is elke keer weer anders en onvoorspelbaar en het is van moment tot moment aan de leraar in kwestie om te beoordelen wat te doen. Daar ga ik niet over.
Ik moet hieraan denken omdat me bij herhaling gevraagd wordt: Hoezo is dat fenomenologisch onderzoek naar de ervaring van leraren wat jij doet, behulpzaam bij het versterken van hun handelen? Hoe ga jij met jouw onderzoek het handelen versterken? Wat voor interventies ga jij plegen? Wat voor acties ga je met die leraren ontwerpen, waar de onderwijspraktijk beter van wordt?
En dan denk ik: dat weet ik niet en dat is ook niet aan mij. Ik ben als onderzoeker niet degene die komt vertellen hoe het moet. Ik kom geen gereedschappen of handelingsadviezen aandragen. Ook niet straks, als ik naar ik hoop via fenomenologisch onderzoek in woorden heb weten te vangen wat het wezenlijke in de ervaring van leraren lijkt te zijn.
Wat ik hoop, is dat leraren door met elkaar gesprekken te voeren over de gebeurtenissen die hen toevallen en door die gebeurtenissen samen heel zorgvuldig en aandachtig onder de loep te nemen, steeds meer oog krijgen voor het appel dat die gebeurtenissen op hen doen om keuzes te maken en te beoordelen hoe te handelen. Dat ze met andere woorden hun pedagogische sensitiviteit terug herkennen, die maakt dat ze ontvankelijk zijn voor wat de onvoorspelbare gebeurtenissen die hen dagelijks overkomen van ze vragen. En wat ze dan te doen staat? Dat moeten ze op dat moment beoordelen, ieder voor zich. Daar is geen receptenboek voor. Ook niet later.
Die kwetsbaarheid onderkennen, dat ongewisse omarmen, daarvoor met leraren woorden vinden die recht doen aan hun ervaring, in de hoop dat zij er steeds meer zelf de aandacht op zullen gaan vestigen van onderzoekers, adviseurs en beleidsmakers die alsmaar met interventies, innovaties en adviezen klaar staan, en in de hoop dat ze zich krachtig zullen gaan verhouden tot de gangbare praktijken en onverwachte gebeurtenissen in hun scholen, afgaand op hun eigen innerlijk kompas - dat is wat ik op het oog heb.
Mag dat ‘doorwerking in de onderwijspraktijk’ heten?
Ik moet hieraan denken omdat me bij herhaling gevraagd wordt: Hoezo is dat fenomenologisch onderzoek naar de ervaring van leraren wat jij doet, behulpzaam bij het versterken van hun handelen? Hoe ga jij met jouw onderzoek het handelen versterken? Wat voor interventies ga jij plegen? Wat voor acties ga je met die leraren ontwerpen, waar de onderwijspraktijk beter van wordt?
En dan denk ik: dat weet ik niet en dat is ook niet aan mij. Ik ben als onderzoeker niet degene die komt vertellen hoe het moet. Ik kom geen gereedschappen of handelingsadviezen aandragen. Ook niet straks, als ik naar ik hoop via fenomenologisch onderzoek in woorden heb weten te vangen wat het wezenlijke in de ervaring van leraren lijkt te zijn.
Wat ik hoop, is dat leraren door met elkaar gesprekken te voeren over de gebeurtenissen die hen toevallen en door die gebeurtenissen samen heel zorgvuldig en aandachtig onder de loep te nemen, steeds meer oog krijgen voor het appel dat die gebeurtenissen op hen doen om keuzes te maken en te beoordelen hoe te handelen. Dat ze met andere woorden hun pedagogische sensitiviteit terug herkennen, die maakt dat ze ontvankelijk zijn voor wat de onvoorspelbare gebeurtenissen die hen dagelijks overkomen van ze vragen. En wat ze dan te doen staat? Dat moeten ze op dat moment beoordelen, ieder voor zich. Daar is geen receptenboek voor. Ook niet later.
Die kwetsbaarheid onderkennen, dat ongewisse omarmen, daarvoor met leraren woorden vinden die recht doen aan hun ervaring, in de hoop dat zij er steeds meer zelf de aandacht op zullen gaan vestigen van onderzoekers, adviseurs en beleidsmakers die alsmaar met interventies, innovaties en adviezen klaar staan, en in de hoop dat ze zich krachtig zullen gaan verhouden tot de gangbare praktijken en onverwachte gebeurtenissen in hun scholen, afgaand op hun eigen innerlijk kompas - dat is wat ik op het oog heb.
Mag dat ‘doorwerking in de onderwijspraktijk’ heten?