Soms krijg ik de indruk dat we in Nederland het onderwijs
zijn gaan beschouwen als een werkveld voor mensen die niet veel te kiezen
hebben. Als je echt wat kan, dan kies je een beroep met meer status en meer
uitdaging. Dat ik als doctor in de wijsbegeerte voor het basisonderwijs koos,
heeft al menig wenkbrauw doen rijzen. Zelf
heb ik altijd voor ogen gehouden dat onderwijs geven aan jonge kinderen
een van de gewichtigste taken is die ons in het leven te doen staan. Toch is het
fijn en ook belangrijk dat de waardigheid van het onderwijs ook door anderen
onderkend wordt.
Gert Biesta laat zien dat het geven van onderwijs geen
aangelegenheid is voor laagopgeleiden met beperkte mogelijkheden, maar dat het
integendeel een zekere virtuositeit en wijsheid verlangt die niet iedereen
gegeven is en die enkel door jarenlange toewijding verworven kan worden.
Hij doet dit onder meer door ons bewust te maken van de
complexiteit van het onderwijs, door in kaart te brengen hoe verschillende
dimensies in het onderwijs werkzaam zijn (kwalificatie, socialisatie en
subjectwording), en hoe die dimensies elkaar onderling beïnvloeden. Een leraar
bespeelt voortdurend alle drie de velden en moet daarin steeds keuzes maken.
Dit maken van keuzes laat zien dat het onderwijs geen
kwestie is van het technisch produceren van geslaagde leerlingen, maar één van
moreel handelen. Want aan alles wat je als leraar doet gaat impliciet of
expliciet een oordeel vooraf. Ogenschijnlijk zijn leraren in hoofdzaak bezig
met het wat en het hoe (wat ga ik ze leren en hoe pak ik dat aan), maar voordat
we aan de slag gaan hebben we altijd al een impliciet oordeel geveld over het
waartoe. Als we ook maar iets doen in de klas, dan hebben we kennelijk al
geoordeeld dat dat gedaan moest worden. We zouden ons meer bewust en expliciet
moeten afvragen: waarom. Waar is dat oordeel op gebaseerd? Waarom moet het? Moet het wel? Wat is hier nodig? Wat
is het goede om hier en nu te doen? Dat onvermijdelijke oordelen belast ons met
een grote verantwoordelijkheid, en die verantwoordelijkheid brengt
tegelijkertijd de waardigheid van ons beroep met zich mee, waarvan leraren en
buitenstaanders vaak onvoldoende doordrongen lijken te zijn.
Enerzijds geeft Biesta ons inzicht in de waardigheid van ons
beroep. Anderzijds maant hij ook tot bescheidenheid. Zo laat hij zien dat wat
er in het onderwijs plaatsvindt tussen de leraar en de leerling, niet simpelweg
beantwoordt aan of correspondeert met onze intenties. Veel in het onderwijs is
een kwestie van gebeuren, waarbij het de taak van de leraar (en van de
overheid) is, dat gebeuren niet in de weg te staan met goedbedoelde
doenerigheid. Onderwijs is veel minder het resultaat van onze doelbewuste
interventies dan men ons lijkt te willen doen geloven (denk bijvoorbeeld aan de
evidence-based pestprotocollen).
In onderwijszaken past daarom een zekere bescheidenheid,
zowel als het gaat om wat de overheid verwacht van de leraren, als wat betreft
wat leraren menen te kunnen weten en bewerkstelligen met betrekking tot hun
leerlingen.
Biesta laat verder zien dat onderwijs iets is dat
plaatsvindt in interactie, in dialoog. Het gaat niet om afzonderlijke
individuen die ieder hun eigen leerproces doormaken, maar om mensen die in
samenspraak op zoek zijn naar wat de wereld te betekenen heeft. Wat er in die
ontmoeting, in die dialoog gebeurt, ligt niet vast, wij hebben er geen
controle over. Een leraar kan een leerling iets laten zien dat voor hem
helemaal nieuw is, en daarin is de leraar belangrijk. Een leerling kan niet
alles uit zichzelf halen en ook niet alles op eigen kracht uit de wereld
opdoen, hij heeft daartoe de leraar nodig. Maar of dat ook werkelijk gebeurt,
of die vonk ook daadwerkelijk overslaat, dat ligt niet in de macht van de
leraar. Hij kan dat niet afdwingen. Ook daar past een zekere bescheidenheid.
Het is die dubbele beweging, die voor mij de kern uitmaakt
van wat Gert Biesta ons te vertellen heeft. Die paradoxale boodschap, dat we
ons enerzijds meer bewust zouden moeten zijn van het gewicht van de opdracht
van de leraar, terwijl we anderzijds een grotere bescheidenheid zouden moeten
betrachten ten aanzien van wat de leraar vermag.