zondag 10 maart 2013

Jos Kessels - het innerlijk kompas


Jos Kessels, van wie ik met grote gretigheid alles gelezen heb over socratische gespreksvoering, sprak bij het NIVOZ over het innerlijk kompas.

Eerder was aangekondigd dat hij zou spreken over de morele ruimte en de organisatorische ruimte, en ook las ik ergens dat het zou gaan over het gevoel dat er zoveel moet, en hoe je daartoe een zekere vrijheid kunt betrachten. Eerst dacht ik, daar ging het helemaal niet over, maar in de dagen daarna kwam toch alles bij elkaar.

Kessels vertelde over zijn eigen zoektocht naar wat hem te doen stond. Ieder mens, zo zegt hij met Socrates, heeft iets bijzonders te doen, iets wat bij hem hoort. Een lot, dat enerzijds gegeven is, en waar je je anderzijds steeds toe zou moeten verhouden alsof je het zelf gekozen had. Jouw koers, aangegeven door jouw innerlijk kompas. Het beeld van het kompas illustreerde Kessels met een gedicht van Ida Gerhardt, De Reiskameraad.

Je eerste opdracht in het leven is, dat kompas te vinden. Je ontdekt het, door heel precies bij jezelf na te gaan: op welke momenten in mijn levensgeschiedenis heb ik gedacht: ja, hier gebeurt het, hier draait het allemaal om. De momenten waarop je geraakt werd, waarop je hart sneller ging kloppen, alsof je verliefd was.

Dat kompas is niet iets, dat je op een dag vindt en dan heb je het. Je moet er steeds voor blijven zorgen, anders verlies je het uit het oog, dan vervluchtigt het weer, het raakt ondergesneeuwd. Mensen hebben nogal eens de neiging hun persoonlijke opvatting van hun levenstaak als een bijzaak te beschouwen, en die te laten ondersneeuwen door allerlei dingen waarvan ze denken dat die eerst moeten.

Daar komt de organisatorische ruimte in het gezichtsveld. In het onderwijs spelen allerlei organisatorische factoren een rol. Je moet je groepsmap in orde hebben, je toetsresultaten en gespreksverslagen in het systeem zetten,  je datamuur op orde hebben, je groepsplannen maken, je functioneringsgesprekken voeren, je persoonlijk ontwikkelingsplan opstellen, je kerndoelen halen, je methodes volgen, je normjaartaak halen - allemaal richtlijnen die je vertellen wat je moet doen. Dat is de organisatorische ruimte.

En dan heb je je innerlijk kompas. Ook dat geeft aan welke kant je op moet, niet in de organisatorische maar in de morele ruimte. Kessels zegt met Socrates: beschouw die taak, datgene wat je kompas zegt dat je te doen hebt, niet als bijzaak, maar ga er in op. Luister eerst en vooral naar dat kompas, in plaats van naar de overheidsrichtlijnen. Niet de overheid, maar jij zelf bent verantwoordelijk voor jouw handelen. Beroep je daarom niet op de richtlijnen die anderen voor je hebben uitgezet, maar beroep je op het poëtisch argument dat jouw kompas je ingeeft.

Veel mensen, in het onderwijs en elders, hebben hun kompas nog niet gevonden. Veel mensen zijn zelfs nog niet begonnen met zoeken. Zonder jouw kompas weet je niet wat jij belangrijk vindt, wat voor jou belangrijk is, wat jou te doen staat, wat jouw taak is. En doordat je dat niet weet, ben je speelbal van wat anderen van je willen, en heb je het gevoel dat er van alles moet. Maar zodra je je kompas gevonden hebt en weet wat jouw taak is, en je hebt de moed gevonden om het te volgen, dan voel je die druk niet meer. Dan is het niet meer ingewikkeld of vermoeiend.

Zodra je weet waar het jou om te doen is, kan niets je meer van de wijs brengen. Door zelfonderzoek kun je je kompas vinden, en door te leren daaraan trouw te zijn en voorrang te geven, ontwikkel je de vrijheid die je nodig hebt om je te verhouden tot de organisatorische ruimte.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten