Wat me nog het meeste plezier doet sinds ik op een OGO-school werk, is de ruimte die ik nu vind om regelmatig in kleine kring in gesprek te gaan met kinderen.
Door samen in dialoog het een of andere onderwerp te onderzoeken of te overdenken, ontstaat ruimte om de denkwijze van de kinderen te observeren. Je kunt in een dialoog met elkaar stilstaan en kijken naar denkprocessen. Door goede vragen te stellen kun je met elkaar je manier van denken aanscherpen.
Een onderzoek beschreven door Daan Lockhorst et al. ("Educational dialogues and the fostering of pupils' independence." (2010)) doet vermoeden dat de mogelijkheden die hier liggen nog maar in zeer beperkte mate worden benut. Dat is jammer, want wie helder leert denken, scherpt zijn geest, en ik wens ieder kind (en de wereld) toe dat het zich tot een onafhankelijke geest ontwikkelt.
In basisscholen wordt er wel eens voor gekozen kinderen te leren debatteren. Er worden debat battles georganiseerd, er is een stichting Discussiëren kun je leren, er is Het Lagerhuis. De dialoog lijkt minder in trek.
Toch lijkt mij de dialoog - vanwege de traagheid en aandacht die er kenmerkend voor is - meer dan enige andere gespreksvorm geschikt om goed te leren denken, te leren luisteren naar wat anderen te zeggen hebben, en te leren goede vragen te stellen om de ander te begrijpen.
De kunst is, om als leerkracht te leren denkprocessen goed te observeren. Te leren een al te snel gemaakte denkstap, een veelzeggende woordkeus, een significante vraag te herkennen. Kinderen daarvan bewust te maken, hun aandacht erop te vestigen, en hen zo ook in hun denkontwikkeling steeds uit te dagen tot een hoger plan.
Tip: Kinderen leren filosoferen van Rob Bartels - de socratische gespreksmethode toegankelijk gemaakt voor het basisonderwijs.
woensdag 15 februari 2012
vrijdag 10 februari 2012
Wat is er nodig?
Ik denk na over doelenlijsten.
Een checklist met de onderwijsdoelen die je in de loop van het jaar nastreeft, wil ook vaak een overzicht geven van waar een kind op een bepaalde leeftijd behoort te zijn in zijn ontwikkeling. Juffen vinden het vaak fijn om dat te weten.
Maar waarom is dat eigenlijk? Wat is de meerwaarde van de constatering dat een kind iets nog niet kan wat alle anderen al wél kunnen? Wat helpt dat dat ene kind verder? Waar het om gaat is toch, dat je als juf nadenkt wat er nodig is opdat een kind zich verder kan ontwikkelen vanaf het punt waar het nu staat.
Wat geeft je de meest bruikbare informatie om te bepalen wat een kind van jou nodig heeft? Is dat een antwoord op de vraag of een kind kan wat andere kinderen van zijn leeftijd landelijk gezien kunnen? Stel dat je constateert dat een kind nog niet kan wat alle kinderen van zijn leeftijd al wel kunnen. Wat ga je dan doen: duwen en trekken en kneden tot het voldoet aan de norm? De vraag zou moeten zijn, wat een kind nodig heeft. Wat je als juf nodig hebt is een antwoord op de vraag: wat kan dit kind al en welke stap gaan we nu maken?
Wat Horeb onderscheidt van andere leerlingvolgsystemen, is in de eerste plaats dat het een instrument is dat inhoudelijke, beschrijvende reflectie op de ontwikkeling van je kinderen vraagt. De meerwaarde van Horeb zit ‘m precies daarin, dat het een hulpmiddel is dat je helpt beter na te denken over wat op dit moment nodig is voor deze of gene leerling, goed te kijken wat een kind laat zien en daarvan een reflectieverslag te schrijven, waarop je je vervolgaanbod baseert. Doordat Horeb je ertoe zet je observaties expliciet te verwoorden, scherp je je blik. Een afvinklijst heeft dat effect niet.
Doordat Horeb vraagt om ook op het vlak van een aantal minder scherp af te bakenen domeinen te observeren en te reflecteren, is het een minder overzichtelijk instrument dan de door velen zo vurig gewenste checklist. Maar het is wel juist de nuance en de complexiteit van Horeb die je leerlingen beschermt tegen de schijn van beheersbaarheid en controle die zo’n overzichtelijk lijstje van meetbare gegevens met zich meedraagt.
Zo’n afvinklijst is aantrekkelijk door z'n overzichtelijkheid, het geeft je het gevoel dat je goed bezig bent. Elke keer dat je een vakje aankruist denk je: ik boek vooruitgang. Maar wat levert het nu werkelijk op voor de kwaliteit van je onderwijs? Wat levert het op voor de kinderen? Helpt het jou bij het nadenken over wat nodig is om je leerlingen verder te helpen in hun ontwikkeling? Je registreert het aantal centimenters dat ze groeien, maar dat jij daartoe bijdraagt blijkt niet uit zo’n lijst, en zo’n lijst daagt je er ook niet toe uit, erover na te denken wat een kind nodig heeft.
Dat doet een instrument als Horeb - mits goed gebruikt - wél.
Een checklist met de onderwijsdoelen die je in de loop van het jaar nastreeft, wil ook vaak een overzicht geven van waar een kind op een bepaalde leeftijd behoort te zijn in zijn ontwikkeling. Juffen vinden het vaak fijn om dat te weten.
Maar waarom is dat eigenlijk? Wat is de meerwaarde van de constatering dat een kind iets nog niet kan wat alle anderen al wél kunnen? Wat helpt dat dat ene kind verder? Waar het om gaat is toch, dat je als juf nadenkt wat er nodig is opdat een kind zich verder kan ontwikkelen vanaf het punt waar het nu staat.
Wat geeft je de meest bruikbare informatie om te bepalen wat een kind van jou nodig heeft? Is dat een antwoord op de vraag of een kind kan wat andere kinderen van zijn leeftijd landelijk gezien kunnen? Stel dat je constateert dat een kind nog niet kan wat alle kinderen van zijn leeftijd al wel kunnen. Wat ga je dan doen: duwen en trekken en kneden tot het voldoet aan de norm? De vraag zou moeten zijn, wat een kind nodig heeft. Wat je als juf nodig hebt is een antwoord op de vraag: wat kan dit kind al en welke stap gaan we nu maken?
Wat Horeb onderscheidt van andere leerlingvolgsystemen, is in de eerste plaats dat het een instrument is dat inhoudelijke, beschrijvende reflectie op de ontwikkeling van je kinderen vraagt. De meerwaarde van Horeb zit ‘m precies daarin, dat het een hulpmiddel is dat je helpt beter na te denken over wat op dit moment nodig is voor deze of gene leerling, goed te kijken wat een kind laat zien en daarvan een reflectieverslag te schrijven, waarop je je vervolgaanbod baseert. Doordat Horeb je ertoe zet je observaties expliciet te verwoorden, scherp je je blik. Een afvinklijst heeft dat effect niet.
Doordat Horeb vraagt om ook op het vlak van een aantal minder scherp af te bakenen domeinen te observeren en te reflecteren, is het een minder overzichtelijk instrument dan de door velen zo vurig gewenste checklist. Maar het is wel juist de nuance en de complexiteit van Horeb die je leerlingen beschermt tegen de schijn van beheersbaarheid en controle die zo’n overzichtelijk lijstje van meetbare gegevens met zich meedraagt.
Zo’n afvinklijst is aantrekkelijk door z'n overzichtelijkheid, het geeft je het gevoel dat je goed bezig bent. Elke keer dat je een vakje aankruist denk je: ik boek vooruitgang. Maar wat levert het nu werkelijk op voor de kwaliteit van je onderwijs? Wat levert het op voor de kinderen? Helpt het jou bij het nadenken over wat nodig is om je leerlingen verder te helpen in hun ontwikkeling? Je registreert het aantal centimenters dat ze groeien, maar dat jij daartoe bijdraagt blijkt niet uit zo’n lijst, en zo’n lijst daagt je er ook niet toe uit, erover na te denken wat een kind nodig heeft.
Dat doet een instrument als Horeb - mits goed gebruikt - wél.
Labels:
afvinkcultuur,
HOREB,
ogo,
onderwijs
Tick the box
In de groepen 1/2 is er behoefte aan een checklist, waarmee je kunt bijhouden of alle specifieke kennis en vaardigheden aan bod zijn gekomen in de loop van het schooljaar, en in hoeverre de afzonderlijke leerlingen de gestelde doelen hebben behaald, met andere woorden, of ze die kennis en die vaardigheden beheersen.
Zulke lijsten bestaan, maar de vraag is in hoeverre ze verenigbaar zijn met ons onderwijsconcept. Ik wil hier eens voor mezelf nagaan waarom het idee van zo'n checklist wringt.
We streven ernaar ons onderwijs volgens het ontwikkelingsgericht onderwijsconcept vorm te geven. Dat houdt onder meer in, dat we niet alleen meetbare resultaten registreren, maar dat we ook het ontwikkelingsproces van de kinderen volgen en daarop aansluiten. In dat proces spelen nog andere aspecten een rol die vaak niet in cijfers uit te drukken zijn. We koesteren de nieuwsgierigheid, de onbevangenheid en het zelfvertrouwen van kinderen, en proberen die eigenschappen opnieuw aan te kweken bij kinderen die op dat vlak schade hebben opgelopen. Ook dat zijn doelen die we stellen in ons onderwijs.
Verder richten we de aandacht bewust op de manier waarop kinderen communiceren met elkaar, hoe ze samen spelen en werken, in hoeverre ze actief zijn en initiatief nemen om iets te weten te komen en de wereld te verkennen, of ze zich goed kunnen uiten, of ze fantasie, inlevings- en reflectievermogen hebben, of ze creatief zijn, in hoeverre ze hun impulsen de baas zijn, en of ze uit de voeten kunnen met de verschillende codes die gelden in de wereld van alledag.
Als je ontwikkelingsgericht onderwijs nastreeft, waarin al deze aspecten van de ontwikkeling van kinderen een rol spelen, en je gebruikt tegelijkertijd een checklist waarin deze brede bedoelingen niet opgenomen zijn, dan wekt dat de indruk dat ze van secundair belang worden geacht.
Tegelijkertijd lenen deze doelen zich niet goed voor een afvinklijst. Je kunt nieuwsgierigheid of reflectievermogen niet uitdrukken in een score. Om over dergelijke eigenschappen iets te kunnen zeggen, heb je ruimte nodig om observaties uit te schrijven. Dat kan in het logboek van Horeb. Op een afvinklijst is daar geen ruimte voor.
Het verlangen naar een checklist is een symptoom van het rekenende denken dat van meetbare resulten en controle houdt, en dat staat op gespannen voet met de werkelijke aandacht voor de ontwikkeling van kinderen en de reflexieve houding die leerkrachten in ontwikkelingsgericht onderwijs kenmerkt.
Zulke lijsten bestaan, maar de vraag is in hoeverre ze verenigbaar zijn met ons onderwijsconcept. Ik wil hier eens voor mezelf nagaan waarom het idee van zo'n checklist wringt.
We streven ernaar ons onderwijs volgens het ontwikkelingsgericht onderwijsconcept vorm te geven. Dat houdt onder meer in, dat we niet alleen meetbare resultaten registreren, maar dat we ook het ontwikkelingsproces van de kinderen volgen en daarop aansluiten. In dat proces spelen nog andere aspecten een rol die vaak niet in cijfers uit te drukken zijn. We koesteren de nieuwsgierigheid, de onbevangenheid en het zelfvertrouwen van kinderen, en proberen die eigenschappen opnieuw aan te kweken bij kinderen die op dat vlak schade hebben opgelopen. Ook dat zijn doelen die we stellen in ons onderwijs.
Verder richten we de aandacht bewust op de manier waarop kinderen communiceren met elkaar, hoe ze samen spelen en werken, in hoeverre ze actief zijn en initiatief nemen om iets te weten te komen en de wereld te verkennen, of ze zich goed kunnen uiten, of ze fantasie, inlevings- en reflectievermogen hebben, of ze creatief zijn, in hoeverre ze hun impulsen de baas zijn, en of ze uit de voeten kunnen met de verschillende codes die gelden in de wereld van alledag.
Als je ontwikkelingsgericht onderwijs nastreeft, waarin al deze aspecten van de ontwikkeling van kinderen een rol spelen, en je gebruikt tegelijkertijd een checklist waarin deze brede bedoelingen niet opgenomen zijn, dan wekt dat de indruk dat ze van secundair belang worden geacht.
Tegelijkertijd lenen deze doelen zich niet goed voor een afvinklijst. Je kunt nieuwsgierigheid of reflectievermogen niet uitdrukken in een score. Om over dergelijke eigenschappen iets te kunnen zeggen, heb je ruimte nodig om observaties uit te schrijven. Dat kan in het logboek van Horeb. Op een afvinklijst is daar geen ruimte voor.
Het verlangen naar een checklist is een symptoom van het rekenende denken dat van meetbare resulten en controle houdt, en dat staat op gespannen voet met de werkelijke aandacht voor de ontwikkeling van kinderen en de reflexieve houding die leerkrachten in ontwikkelingsgericht onderwijs kenmerkt.
Labels:
afvinkcultuur,
HOREB,
nieuwsgierigheid,
ogo,
onderwijs,
reflectie
zaterdag 4 februari 2012
Abonneren op:
Posts (Atom)