Een jongetje vertelde in het Jeugdjournaal waarom het volgens hem een goed idee was om voor alle scholen aan het eind van groep acht een reken- en taaltoets verplicht te stellen, zoals de minister van onderwijs graag zou zien. Dan kon je te weten komen, zei hij, waar in Nederland de slimme kinderen zitten.
Het is de spijker op zijn kop. Maar wat heb je daar aan?
Probleem is dat veel grote mensen niet zo slim zijn als veel kinderen, en denken dat je met zo'n toets te weten kunt komen welke scholen goed onderwijs geven. Die niet zo slimme grote mensen - onder wie de minister van onderwijs - denken namelijk dat als de scholen maar goed onderwijs geven, de kinderen hoog zullen scoren.
Scholen waar niet zoveel hoge scoorders zijn - zo geeft het jongetje helder aan - zijn geen slechte scholen, maar scholen waar niet zoveel slimme kinderen zitten. Niks aan te doen.
Eén kanttekening wil ik wel maken bij de wijze woorden van het jongetje. Soms zijn kinderen die laag scoren best slim, maar niet op een manier die zich laat uitdrukken in cijfers. Ook zijn er slimme kinderen die zo bezet zijn met andere dingen, dat ze geen ruimte in hun hoofd hebben om met schooldingen bezig te zijn. Veel kinderen hebben ouders die geen oog hebben voor hun beslommeringen, omdat ze het te druk hebben met hun eigen sores. Sommigen krijgen kost en inwoning bij workaholics met statusangst, anderen hebben te kampen met de beroerde sociale omstandigheden van hun migrantenouders. Allemaal niet bevorderlijk voor de citoscores.
Maar over goed onderwijs kom je zo niets te weten. Een leerkracht die haar leerling een gevoel van competentie, autonomie en relatie weet te geven, en hem en passant met veel liefde en aandacht nog van een lage naar een hoge E-score weet op te krikken, verdient meer credit dan de leerkracht van de hoogpresterende school die met een klas vol zorgeloze, vanzelf lerende topscoordertjes een rijtje A-scores kan laten zien.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten