Omdat ik met de kinderen op school wilde spreken over de aswolk van de IJslandse vulkaan, die alle vliegverkeer dagenlang stillegde, herlas ik Jules Vernes' reis Naar het middelpunt der aarde, over een afdaling in een IJslandse vulkaan, een wonderbare tocht door het binnenste der aarde en een onverhoopte terugkeer naar het aardoppervlak per vulkaanuitbarsting op Stromboli.
Zonder me ervan bewust te zijn, nam ik aan het begin van de daarop volgende meivakantie een boek mee uit de boekhandel waarvan ik meende dat het - en dat maakte een belangrijke aantrekkelijkheid ervan uit - geen enkel verband hield met de dingen waarmee ik me de laatste tijd had beziggehouden. Het was Ararat, van Frank Westerman. Wonderlijk genoeg had ik er niet bij stilgestaan dat Ararat, de berg waar de ark van Noach na de zondvloed strandde, ook een vulkaan is. Evenmin had ik vooraf een verband gelegd tussen rampzalige overstromingen en vulkaanuitbarstingen. Altijd weer intrigerend hoe een onzichtbare hand je van het ene boek naar het andere lijkt te leiden.
Frank Westerman beschrijft in Ararat zijn zoektocht naar de verhouding tussen (en zijn verhouding tot) geloof en wetenschap. In zijn bespiegelingen herken ik geregeld dezelfde ambivalentie als die ik bij mezelf bespeur als ik het over vroomheid heb (zie andere bijdragen aan dit blog, januari en februari 2010), of over bescheidenheid. Ongelovig, maar ondertussen.
Westerman beschrijft onder meer de weerzin die hij voelt bij de onder gelovigen steeds terugkerende verklaring van een natuurramp als straf van God, of als een waarschuwing voor hen die zich van God hebben afgewend. Inderdaad is het weerzinwekkend te suggereren dat de mensen, die alles verliezen in redeloos verwoestend natuurgeweld, dat op de een of andere manier aan zichzelf te danken zouden hebben. Soms stel ik me voor dat er toch een God is, maar dan één die juist degenen die Hem zulke platvloerse voorwathoortwatmoraal durven toeschrijven het hardst zal straffen, omdat juist dat in Zijn ogen de zwartste zonde zal blijken te zijn.
Nee, in orkaan, tsunami of aardbeving wil ik de hand van god niet lezen. Maar een aswolk die het vliegverkeer stillegt, of een razende storm die bomen ontwortelt, dakpannen doet vliegen, de stroom doet uitvallen, steden onbereikbaar maakt - zulke relatief kleine ontwrichtingen van de zijde van de natuur beschouw ik toch graag als evenzovele speldeprikjes van een hogere macht. Alsof die zeggen wil:
"Jullie vinden jezelf heel wat met je jumbojets en je wereldwijde web en je godweetwat allemaal, maar ik hoef maar even langs de palm van m'n hand te blazen en jullie liggen allemaal als hulpeloze kevertjes op je rug. Ik wens jullie niets dan goeds - jullie interesseren me uiteindelijk te weinig om je enig kwaad toe te wensen - maar laten we de dingen wel in verhouding blijven zien."
Ik zou niet willen zeggen dat alles ijdelheid is. Minstens geloof ik dat de mens zich geregeld op zijn ontroerendst toont bij het najagen van wind. Maar het is goed om zich er met enige regelmaat van bewust te zijn dat men slechts een kruimel op de rok van het universum is. Met het oog op de oneindigheid is bescheidenheid een deugd. Niets is vanzelfsprekend. De aswolk van de IJslandse vulkaan deed dat misschien weer even tot ons doordringen.