De wereld is al heel oud, maar steeds komen er nieuwe mensen bij die de wereld voor het eerst zien. Als volwassene kun je je bijna niet meer indenken hoe het geweest moet zijn toen je voor het eerst in de wereld werd rondgeleid. De meeste volwassenen vergeten het, ook in hun omgang met kinderen. Dat is wat ik mooi vind aan werken in het onderwijs: dat je je er steeds bewust van moet zijn dat de kinderen met wie je werkt nog maar pas in de wereld zijn.
Kinderen zijn nieuwkomers in de wereld. Grote mensen die de weg weten, hebben de opdracht hen erin rond te leiden en te vertellen over alles wat de mensen in de afgelopen duizenden jaren bedacht en gemaakt hebben om met de wereld om te gaan. Ouders omgeven hun kinderen met liefde, warmte, aandacht en geborgenheid, en geven hen eten en drinken, een huis en kleren. Thuis maken kinderen kennis met de nabije dingen door ermee om te gaan en door mee te doen. De mensen op school onderwijzen hen in wat er allemaal te weten valt en wat allemaal handig is om te kunnen.
Het is handig om te kunnen lezen en schrijven en tellen en rekenen. Het is fijn om de taal zodanig in de vingers te hebben dat je kunt uitdrukken wat je bedoelt zodat een ander je begrijpt, zodat jij ook anderen kunt begrijpen. Op school leer je ook dat de wereld ouder is dan jij en ouder dan je ouders en grootouders, en dat de wereld groter is dan dat stukje dat jij er al van hebt gezien. En dat het er in andere tijden en op andere plaatsen heel anders uitzag en -ziet dan je gewend bent.
Als kinderen pas leren rekenen, tellen ze eerst met kralen of blokjes, later tellen ze op hun vingers, dan met cijfersymbolen op papier, en nog weer later kunnen ze zonder hulpmiddelen hoofdrekenen. Ze leggen een weg af van concreet naar abstract denken. Zo’n verschil is er ook tussen de manier waarop je thuis leert en op school. Thuis leer je van alles door mee te gaan in de kennelijke vanzelfsprekendheden van alledag, door mee te doen met eten, wassen, kleden en andere huishoudelijkheden. Op school leer je niet zozeer langs de weg van de concrete ervaring, maar leer je op een abstracter manier, over dingen die je niet kunt leren door louter mee te doen met de grote mensen. Dingen waarin je daadwerkelijk onderwezen moet worden om ze te leren, zoals lezen en schrijven en rekenen en aardrijkskunde, geschiedenis en natuurkennis.
Er zijn mensen die vinden dat het onderwijs op school zo dicht mogelijk bij de ervaring moet blijven, dat kinderen bij wijze van spreken zo lang mogelijk met kralen moeten blijven tellen. Dat het leren op school zoveel mogelijk zou moeten lijken op het leren thuis, door om te gaan met de dingen in een betekenisvolle context. Steeds meer scholen richten hun onderwijs daarop in, onder de noemer ‘ontwikkelingsgericht onderwijs’. Ik probeer te begrijpen wat deze mensen daartoe beweegt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten