donderdag 15 april 2010

Filosoferen in je moedertaal I

Ger Groot schrijft in de boekenbijlage van de NRC van 9 april 2010:

"Wanneer filosofieboeken alleen nog maar dienen om bepaalde inzichten te populariseren, hoeft er niet meer ín en mét een taal te worden gedacht en geworsteld om die gedachten onder woorden te brengen. Hoe nuttig dat genre ook mag zijn, het is niet krachtig genoeg om de filosofische cultuur die in Nederland sinds enige tijd op gang is gekomen ook duurzaam op gang te houden.

Daar komt een groter probleem bij. Omdat filosofie zo intiem verbonden is met de taal waarin ze zich uitdrukt, heeft de keuze van die taal gevolgen voor haar inhoud. Daarin verschilt ze van natuurwetenschap die beschikt over een universeel (mathematisch) idioom. Zo universeel is de taal van filosofie nooit, al pretendeert het Engels dat vandaag de dag wel te zijn.

Bij nader inzien blijkt hoe vanzelfsprekend zo'n taalkeuze óók een keuze is voor de methode, het denkklimaat en zelfs de onderwerpkeuze van het vak."

woensdag 14 april 2010

Filosoferen met kinderen

Filosoferen is in zekere zin proberen te denken zoals een kind. Een kind dat nog niet vertrouwd is met de dingen en alles voor mogelijk houdt.

Filosofie is als een tekening van Lucebert, zoals hiernaast afgebeeld. Die doet denken aan een kindertekening, maar juist dat een volwassen man die schijnbare naïviteit tracht te benaderen is wat maakt dat het kunst is.

Daarom is de schitterendste koppoter van een kleuter nog geen kunst en daarom is de meest frapperende vraag van een kind nog geen filosofie. Of als die dingen kunst en filosofie zijn, dan zijn ze dat alleen voor de volwassene die ze als zodanig waarneemt, maar niet voor de kinderen zelf.

Het doet me denken aan de hilariteit die je soms veroorzaakte als kind, met een onbedoeld poëtische uitspraak. Het ergste was, als iemand dan midden in het gesprek van je wegliep om die uitspraak te noteren in een opschrijfboekje. Totaal negerend dat jij doende was met die ander te communiceren.

De wilde en de antropoloog.

Ik heb eens iemand gekend die geen kleuren kon zien. Ik ontmoette hem bij een schilderclubje. Hij gebruikte alleen zwarte en witte verf, maar er waren altijd mensen die wilden weten wat er uit zou komen als hij kleur zou gebruiken, en ze probeerden hem daartoe over te halen. Alsof hij een soort kermisattractie was en geen autonoom subject.

Als we gaan filosoferen met kinderen is dat dan omdat die kinderen daar iets aan hebben, of omdat het voor ons volwassenen zo heerlijk is om ons te laven aan hun verrukkelijke naïviteit?

Of is het, nog anders, omdat er dingen zijn waarin wij slechts in alle nederigheid de superioriteit van het kind kunnen aanvaarden? Als het om filosofische verwondering gaat dan zijn er immers geen betere leermeesters, al weten zij dat zelf niet, dan kinderen, die alles voor mogelijk houden. Want kinderen zijn mensen voor wie maar heel weinig vanzelf spreekt.

Filosoferen met kinderen is dan iets halen bij en niet iets brengen aan kinderen. Zolang dat helder is, kan het voor volwassenen een hele nuttige aangelegenheid zijn. En voor kinderen kan het op de duur gunstig zijn als volwassenen beginnen te onderkennen dat zij niet in alle opzichten aan kinderen superieur zijn.

donderdag 8 april 2010

Vanzelfsprekendheden

Er is voor jonge kinderen nog maar heel weinig dat vanzelf spreekt. Het spreekt niet vanzelf dat de kraan met de rode stip warm is en de blauwe koud. Het spreekt niet vanzelf dat je, als je de knop naar rechts draait de kraan dicht draait en andersom open. Ook spreekt het niet vanzelf welke kant je op moet draaien om een tube tandpasta open te krijgen. Het spreekt niet vanzelf dat wat voor deze kraan en deze tube tandpasta geldt, voor alle kranen en alle tubes geldt. Het spreekt niet vanzelf dat na de winter de lente komt en dat daarin niets kan veranderen. Het spreekt niet vanzelf dat grote mensen geen invloed hebben op het weer. Het spreekt niet vanzelf dat de tafelpoten die je niet ziet er toch zijn. Het spreekt niet vanzelf dat een dier aan de andere kant van zijn kop nog een oog heeft. Het spreekt niet vanzelf dat televisiekijken van een andere orde is dan met de lego spelen. Het spreekt niet vanzelf dat een druif gezonder is dan een toverbal. Het spreekt niet vanzelf dat er geen rechtevenredig verband is tussen leeftijd en lichaamslengte.

Pas als je dingen vanzelfsprekend begint te vinden, wordt het tijd om filosofie te bedrijven.

donderdag 1 april 2010

Gewetenloosheid in schaapskleren

Het is niet dat ik ervan overtuigd ben dat mijn collega's er verkeerde opvattingen op nahouden. Ook aanvaard ik het in alle mildheid wanneer zij het moeilijk vinden hun opvattingen onder woorden te brengen. Maar het is voor mij onduldbaar dat zij hun beroep menen te mogen uitoefenen zonder zich ook maar in te spannen om na te denken over wat hen beweegt, laat staan daarover in dialoog te gaan met hun collega's. Die gewetenloosheid in schaapskleren drijft me tot wanhoop.

Er is dan ook één passage in het wangedrocht dat bekwaamheidsdossier heet, die ik toejuich:

"Een leraar die competent is in reflectie denkt regelmatig na over zijn beroepsopvattingen. Zo'n leraar weet goed wat hij belangrijk vindt in zijn leraarschap en van welke waarden, normen en onderwijskundige opvattingen hij uitgaat."

De bijbehorende bekwaamheidseis luidt:
"De leraar primair onderwijs onderschrijft zijn verantwoordelijkheid voor zijn eigen professionele ontwikkeling. Hij onderzoekt, expliciteert en ontwikkelt zijn opvattingen over het leraarschap en zijn bekwaamheid als leraar."

Nu komt het er natuurlijk op aan, die verlammende ergernis productief te maken. Het geduld, de wijsheid en de moed te verzamelen om zelf de dialoog op gang te brengen en anderen te verleiden daaraan deel te nemen.